Redactie meestervertellers 2014

De tien van 2014

Een verhaallijn, perfect uitgewerkte personages, oog voor detail en spannend tot de ontknoping: goede verhalende journalistiek is literatuur, maar dan waargebeurd. Dit zijn de tien beste verhalen van 2014, geselecteerd uit Nederlandse en Vlaamse media. Opmerkelijk in de oogst van dit jaar: de rol van de betrokken verteller.

Verhalen blijven je bij. Het is een wonderlijk fenomeen, maar verstokte vertellers kennen het: de mannetjesmaker achter een aanstormende carrièrepoliticus, de creatieve frisdrankmarketeer, de psychiater, de predikant, de filosoof en uiteraard: de scriptschrijvers in Hollywood en Hilversum. Mensen houden van een intrigerende held, een plot, en van spanning die je ter plekke doet vergeten dat je heel andere plannen had.

Er gaat niets boven een goed verhaal, behalve – beweerde Tom Wolfe in The New Journalism (1973) – een goed verhaal dat ook nog eens waargebeurd is. Na een periode in de late jaren zeventig en tachtig waarin de opinieweekbladen Haagse PostVrij Nederland en Elsevier ruimte maakten voor onorthodoxe vormen van storytelling, verdween het genre min of meer uit de geschreven pers, een niet te vergeten oase als het maandblad M van NRCdaargelaten.

Wie literaire non-fictie wilde schrijven, schreef een boek (van Geert Mak tot David Van Reybrouck) of maakte een documentaire; op radio en televisie is het verhaal nooit weggeweest. De afgelopen jaren neemt de belangstelling voor verhalende journalistiek ook bij kranten en tijdschriften weer toe. De Persgroep en Vrij Nederland sturen redacteuren naar een cursus storytelling. In het Noorden maken regionale kranten geld vrij om jonge journalisten te leren vertellen. Opleidingen journalistiek passen hun curriculum aan.

150 inzendingen

Het is niet heel moeilijk een kloeke selectie te maken van bijzondere reportages en documentaires. De redactie die nu voor de tweede keer een digitaal Jaarboek Verhalende Journalistiek samenstelde, kon kiezen uit ongeveer 150 inzendingen. Bijzondere verhalen zat. Maar wat die producties nou zo speciaal maakt, meer dan alleen hun journalistieke betekenis, urgentie en maatschappelijke relevantie, valt niet altijd precies te zeggen.

Er staat geen hek om verhalende journalistiek. Het genre kent geen ballotage. Wel kom je steeds ingrediënten tegen die er kennelijk deel van uitmaken, als tomaten van tomatensoep. Die elementen zijn bruikbaar om van een gewone, deugdelijke reportage een verhaal te maken dat dwingender is. Daarom zocht de jury naar producties die niet alleen onthullend, verdiepend of origineel waren én steunden op grondige research. In dit Jaarboek horen verhalen thuis die daarnaast gebruikmaken van technieken uit literaire fictie: een spanningsboog met een ontknoping, een geloofwaardige protagonist met wie de lezer zich kan identificeren, beeldende scènes waarin handeling belangrijker is dan analyse, en de eigen toon van de maker. Het gaat ons niet om de beste verhalen sec, daar hebben we Tegels en een Loep voor, maar om de beste narratieve verhalen.

Ik-journalistiek

Wat de redactie dit jaar opviel, was de rol van de verteller: de journalist die zich als ik-verteller niet schaamt om persoonlijke ervaringen te delen in een verhaal dat niettemin journalistiek is. Dat wil zeggen: waargebeurd, van alle kanten belicht, zorgvuldig gecheckt en – dit bovenal – een verhaal dat voor een grotere waarheid staat en niet louter particulier is. Zoals de aangrijpende, bijna te indringende documentaire van Elena Lindemans.

In haar intens persoonlijke film Moeders springen niet van flats, uitgezonden door de VARA, is zij zowel de zoekende, vertellende journalist als de dochter die haar verwarring en verdriet laat zien. Toch is haar verhaal niet louter particulier. De problematiek van psychiatrische patiënten die het leven niet meer aankunnen en vergeefs vragen om een zachte dood, stijgt daar bovenuit. Daarmee voldoet Lindemans’ film aan nog een criterium: een goed verhaal is exemplarisch.

Meer contrast tussen verteller en onderwerp lijkt er te zijn in de reportage Oe Ist?, uit het Belgische Koppen (VRT). De controversiële cartoonist Kamagurka probeert West-Vlamingen aan de praat te krijgen over het grote aantal zelfmoorden in hun streek. Maar niet alleen is de grappenmaker één van hen, ook ontpopt hij zich als onverwacht empathische vragensteller. Bovendien blijkt het loodzware thema troostrijke kanten te hebben. Dat brengt dit contrast subtiel in balans.

In de radiodocumentaire Speciaal (uitgezonden op Holland Doc Radio) verbindt Marije Schuurman Hess verhalende journalistiek met een actueel thema. De vijfdelige serie gaat over de twaalfjarige Jesse en het speciaal onderwijs. Jesse heeft een vorm van autisme. Hij is ook haar zoon. Daardoor steekt de maakster dubbel haar nek uit: ze betreedt een gevoelige leefwereld met een heftige problematiek en neemt zichzelf en haar zoon daarin mee. Dat is moedig. De documentaire biedt een unieke en lichtvoetige inkijk – met absurdistische en soms ontroerende voorbeelden – tijdens de dagelijkse gang van zaken op school. Bijvoorbeeld de combinatie van Jesse’s rationele en aardige manier van praten, en dat hij tegelijkertijd zegt dat hij soms móet vechten…

Veel terloopser leidt Stijn Tormans zijn lezers van Knack als ik-verteller door het introverte, zwijgende, katholieke Vlaanderen – tenminste, het Vlaanderen van 1974: toen bij een zware brand in het Heilig Hartcollege in Berkenbos 23 jongens omkwamen. In Het zwijgen van de klas van ’74 trekt Tormans als onderzoekende ‘ik’ veertig jaar later langs de ene na de andere getuige, waarvan sommigen samenkomen op de reünie, anderen die juist zorgvuldig mijden. Geleidelijk aan worden de contouren van de geschiedenis zichtbaar, maar vooral dat zwijgen.

In Patrice is geschiedenis volgt Wouter Woussen (De Standaard) de omgekeerde route. Van een onderwerp zo kolossaal als ‘nine-eleven’ maakt hij het kleine, persoonlijke verhaal van twee ouders die zoveel jaren later vertellen over hun zoon. Patrice Braut, het enige Belgische slachtoffer van de aanslagen in New York, werd dertien jaar later pas geïdentificeerd. Woussen vertelt hoe de ouders van Patrice dertien jaar hebben moeten wachten totdat hun zoon ‘gevonden’ is en ze kunnen beginnen met rouwen.

Persoonlijk is ook de televisiedocumentaire Het beste voor Kees (NCRV), waarin we kennismaken met de autistische Kees Momma en zijn ouders. Televisiemaakster Monique Nolte introduceert ons in Kees’ vaak wonderlijke dagelijkse leven. De rode draad door het programma is echter niet het hier en nu, zoals in de radiodocumentaire over hetzelfde onderwerp Speciaal, maar de toekomst: hoe zal het Kees Momma vergaan als zijn ouders niet langer voor hem kunnen zorgen? Deze vraag geeft het verhaal een natuurlijke spanningsboog en betrekt de kijker op een geraffineerde manier bij Kees’ situatie. De kijker leeft mee met het zoeken naar een oplossing. Dat maakt zijn problematiek invoelbaar.

Geen van de tien producties in dit jaarboek dankt zijn narratieve kracht zozeer aan de gekozen vertelstructuur als het verhaal dat Mischa Cohen voor Vrij Nederland schreef: Dankbaar gestemd. Tien jaar nadat cineast Theo van Gogh werd vermoord, vertelt zoon Lieuwe voor het eerst uitvoerig over zijn vader. Niet in een vraag- antwoordinterview of een regulier fullquote-verhaal, maar in één lange gedachtegang, zonder directe quotes, zonder vragen. Van begin tot eind is Lieuwe van Gogh aan het woord – de lezer ‘hoort’ zijn visie, zijn woordkeuze – en toch ook weer niet: alles staat in de derde of tweede persoon enkelvoud en in de verleden tijd. De vraag of Lieuwe eigenlijk wel trek heeft in het gesprek met de journalist, zet het stuk onder spanning.

In de interactieve online-documentaire Last Hijack, van Femke Wolting en Tommy Pallotta, stellen de verschillende perspectieven de kijker in staat om met alle betrokkenen mee te leven. Het ene moment ga je mee in het verhaal van een Somalische piraat en hoor je wat hem drijft om met een klein bootje de zee op te gaan. Een muisklik verder en je zit aan de andere kant van de kaping en ziet hoe een Engelse kapitein een kaping ervaart. De interactieve documentaire introduceert ook getekende animatie in dit Jaarboek – een vorm die we hopelijk meer gaan zien de komende jaren.

Dat verhalende journalistiek niet per se een tijd- en geldverslindend genre van de happy few in Amsterdam en Hilversum hoeft te zijn, bewijzen Dagblad van het Noorden en de Leeuwarder Courant. Onder één hoofdredactie steken beide dagbladen energie in workshops storytelling (gegeven door Judith Koelemeijer, die dit ook bij andere kranten doet). Het leverde onder meer het wonderlijke verhaal over de zeldzame noordse woelmuis op. In Woel, muis, woel weet Rutger van der Meij de spanning van een zoektocht door twee biologen vierduizend woorden lang vast te houden, met rake observaties en prachtige zinnen. Onderweg blijkt ook nog eens dat het verhaal van de woelmuis veel zegt over hoe we onze natuur beschermen.

De Volkskrant-redacteur Rik Kuiper stond, net als Stijn Tormans, ook vorig jaar al met een verhaal in het Jaarboek. Hij is in Pick-uptrip – hoe Mark Stroop zijn auto’s terughaalde uit Irak de verteller die zichzelf juist níet opvoert, maar de lezer toch het idee weet te geven dat hij scène na scène meebeleeft. Een kwestie van techniek. Kuiper beheerst het genre, hij weet precies wat hij moet doen om van een onbeduidend bericht – huurauto’s ontvreemd naar Irak – een verhaal als een roadmovie te bouwen. Hij versnelt en vertraagt, schrijft in heldere beelden, heeft oog voor niet zelden vrolijke details en begrijpt de kracht van een dwingend perspectief.

Meer likes & tweets

Hoewel er steeds meer ik-verhalen worden gemaakt (zoveel dat NRC en Volkskrant over ‘het Ik-tijdperk in de journalistiek’ schrijven; zoveel dat je soms struikelt over een ‘ik’ dat al te blij met zichzelf in de weg loopt), is die ik-verteller in de verhalende journalistiek eerder uitzondering dan regel. Veel vaker is de verslaggever juist niet aanwezig, kiest hij ervoor (zoals Rik Kuiper, Marije Schuurman Hess en Rutger van der Meij) als ‘fly on the wall’ elk detail waar te nemen, of als alwetende verteller in het hoofd van zijn personage te kruipen (zoals Mischa Cohen).

En als hij – of zij: de verhalenvertellers zouden best eens vaker vrouw dan man kunnen zijn – al een duidelijk stempel op het verhaal drukt, dan gebeurt dat vaak uit betrokkenheid. Uit overtuiging. Uit wat we engagement noemden. Daar is niets mis mee, zolang de journalist maar open kaart speelt. Het levert verhalen op die niet alleen goed verteld zijn, maar ook iets losmaken. Dat blijkt (nog) niet uit harde kijk- of oplagecijfers, maar aanwijzingen zijn er wel: meer reacties, hogere waarderingen, meer likes en tweets. Er gaat namelijk niets boven een goed verhaal.

Hoofdredactie

Henk Blanken

Henk Bas

Fieneke Diamand