Als De Lijn je levenslijn is

door Rik van Puymbroeck, De Tijd

De Lijn haalt elke dag het nieuws, maar wie haalt zijn bus nog? De Tijd stapte op in het Limburgse dorpje Jeuk en reed, bus na bus, tot aan de kust. Eindhalte Zonnebloem. ‘Als de chauffeur een zware voet heeft, haal ik mijn trein misschien nog.’

Het verhaal

Dit is het verhaal van een reis die 37 euro kostte, 15 uur en 34 minuten duurde en langs De Plezante Hoek, Eddy Merckx, kapsalon Istanbul en café Aubisque leidde. Van heel Vlaanderen dat langs het raam van de bus passeert.

Dit is het verhaal van een reis die niemand maakt.

Maar waarom dan? Nieuwsgierigheid is het enige antwoord. En waarom vanuit Jeuk? Een vinger reisde eerst de kaart af, oostwaarts, zoekend naar de mooiste dorpsnaam. Ooit stond hun voetbalploeg aan de leiding en in Het Belang van Limburg verscheen toen de onvergetelijke titel: ‘Jeuk aan de spits.’ Je moet ergens vertrekken.

Doel is Dode Man, de andere kant van de kaart, vlekje bij het West-Vlaamse Houtem. Je moet ergens aankomen.

O ja, nog iets. Onderweg in dit verhaal komt buschauffeur Henk aan woord. Zo heet Henk niet echt. Henk kan ook een vrouw zijn. Maar Henk (een pseudoniem dus) is wel écht één van de zestien chauffeurs op onze route. Maar zoek hem niet. De Lijn heeft 5.480 Henken. En nog eens 2.000 Henken rijden bij privéfirma’s voor De Lijn.

Ik download de app en check welke bus ik in Jeuk moet nemen om de dichtstbijzijnde stad te bereiken. Dat is Sint-Truiden. De app is hard: 3 uur en 12 minuten rekent die uit. Google je die afstand dan zie je 9 kilometer. Schrijven dat ik me moet inhouden om het stuk te voet te doen, durf ik niet. Mensen die me kennen, lezen dit. Maar 3 uur en 12 minuten over 9 kilometer? Als ik op zes voor 9 bus 421 opstap, blijf ik erover piekeren. Dit is een vakantiedag, de dienstregeling daardoor beperkt, maar toch. Is de vakantie niet hét moment voor een uitstapje? Met de bus, bijvoorbeeld.

Tsssssss. Het sissen van de bus als de deuren openen, hoort bij de soundtrack van lang geleden. We rijden naar Waremme, nadien zal Hannuit het doel zijn. Het landschap is mistig. De wegen zijn rustig. De mensen zijn dat ook. We rijden de taalgrens over. De mensen blijven rustig. Alleen ik twijfel als ik om 9 minuten over 9 afstap aan het station van Waremme. Waar moet ik heen? Volgens de app zou ik 212 meter moeten stappen naar een andere bushalte. ‘Pas du tout’, zegt een mevrouw die haar hond uitlaat. ‘De bus naar Hannuit vertrekt op dezelfde plek.’ Dat is me aan dit glazen hok niet duidelijk. Een infobordje ligt op de grond. Over een half uur moet ik bus 128 naar Hannuit hebben. Ik koop de krant, zie een titel (‘Alkense veeboer verliest 151 koeien door runder-tbc’) maar lees niet verder. De route zit in mijn hoofd. Moet ik nu echt naar Sint-Truiden? De app tekent een route Hannuit-Antwerpen, via Landen, Tienen en Aaarschot: om 10.57 u vertrekken, om 16.08 u aankomen in de grote stad. Als we dat nu eens deden.

Hier is Henk. ‘Ik begrijp het niet’, zegt Henk. ‘Er zijn zoveel mensen zonder werk en er zijn zoveel vacatures bij De Lijn. Toch vinden ze geen technisch personeel. Dat kan alleen betekenen dat ze te weinig betalen.’ Henk is zelf geen klager. Hij is eind de veertig, werkt sinds enkele jaren als buschauffeur en verdient netto tussen de 1.650 en de 1.800 euro per maand. ‘Dat vind ik mooi. Ik zit de hele dag in een warme bus. Metsers moeten voor datzelfde geld een hele dag buiten werken.’ Henk rijdt op meer dan dertig routes. Die kent hij allemaal uit het hoofd. Van een gps is geen sprake. ‘Tijdens de opleiding reden we zes dagen met andere chauffeurs mee. Ik volgde aandachtig. De volgende dagen reed ik al die routes nog eens met mijn eigen wagen.’ Henk rijdt goed en Henk is vriendelijk. Hij hoopt van de passagiers hetzelfde. ‘Op honderd mensen zeggen er vijf goeiedag. Daar moet je wel tegen kunnen.’ Hier, in Wallonië, valt het op. Het regent vriendelijkheid. ‘A demain chauffeur’, maar meestal nog eenvoudiger. ‘Merci chauffeur.’

‘Je bent niet de eerste die dit doet’, zegt Thomas Van de Vreken, woordvoerder van De Lijn, later. ‘Een Japanse tv-ploeg deed het ooit op drie dagen. En toen de 65-plussers nog gratis reden, belde een man uit Hasselt me. Hij wilde naar zee en vroeg het makkelijkste traject. Dat hij met de trein sneller zou zijn, interesseerde hem niet. Hij reed liever met de bus. Hij is op één dag heen en weer gereden. En had op de dijk een koffie gedronken.’

Dit is geen snelheidswedstrijd, maar een uur duurt lang in Hannuit. De kermis is nog niet open en één koffie is wel genoeg in de met roze simili lederen banken aangeklede Brasserie L’Anton. Maar daar is bus 127, stipt vier minuten later dan de app had voorzien. Voor de 58-jarige Dominique is het de verbinding tussen Bertrée (waar ze woont) en de winkels. ‘Vandaag moest ik in Hannuit zijn, maar met de bus geraak ik ook in Landen en Luik. We mogen niet klagen. Elk uur is er een bus. Meer heb ik niet nodig. Maar zonder bus kwam ik nergens.’

Ik ben twee uur en een kwart onderweg en passeer een bordje met ‘St-Trond 19’. Ik zal het vandaag niet zien, het wordt de route Landen, Tienen, Aarschot, Herentals, Antwerpen. Iemand leest ‘L’Ecume des Jours’ van Boris Vian. ‘Sneeuw’, het mooie boek van Orhan Pamuk met het beste busbegin, kon ook. ‘De reiziger bij het raam was meteen na het vertrek begonnen gretig om zich heen te kijken, in de hoop nieuwe indrukken op te doen…’, schreef hij.

Een huis dat ‘Eigen Doening’ heet zegt dat ik weer in Vlaanderen ben. Kn Landen neem ik bus 346 naar Tienen. Passeren: Connie Snacks, Eurochicken, een Lourdes-grot, bejaarden die distels afsnijden voor hun konijnen, een bordje met ‘Aanmaakhout te koop’, dansschool ‘Dans je fit’, nog een Lourdes-grot en café Den Offerblok.

Henk: ‘Je moet je smartphone niet tonen. De controleurs moeten maar controleren of je betaald hebt.’ Dat heb ik gedaan via de 4411-app, handig: voor 1,80 euro rijd je een uur. Alleen op de TEC-bussen van Waremme naar Hannuit en naar Landen lette ik even niet op en betaalde telkens 3,50 euro per rit. Dominique, daarnet in Hannuit, had geen smartphone. En alle oudere mensen (het aantal wandelstokken turf ik niet, maar het zijn er bijzonder veel) steken hun abonnement omhoog. Gratis rijdt niemand meer. Ook de 83-jarige Marcel Van Goidsenhoven die in Meensel-Kiezegem op de bus tussen Tienen en Aarschot is gestapt, heeft zo’n jaarabonnement. Hij rijdt naar Antwerpen. ‘Als de chauffeur een zware voet heeft, haal ik mijn trein in Aarschot’, zegt hij.

Marcel houdt zijn uurwerk in de gaten en is beroepsmisvormd punctueel: zijn hele leven was hij uurwerkmaker. Vanavond is hij om 17.15 uur terug thuis, dat heeft hij zijn vrouw beloofd. In Antwerpen moet hij op drie ‘posten’ zijn en zoals altijd combineert hij bus en trein. Vroeger deed hij alles met de fiets. ‘Zelfs naar Bredene en toen ik 71 was nog naar de Muur van Hoei. Over 22 hellingen. Lastig? Je mag ook 22 keer bergaf hé.’ Eddy Merckx, net als Marcel in Meensel-Kiezegem geboren, heeft hij nooit gekend. Ook zijn eigen vader amper. Marcel is een oorlogswees en zijn dorp kent een zwarte geschiedenis. ‘Mijn vader was nochtans geen actieve weerstander. Maar wel een Belg. En als je toen nog maar een boterham gaf aan een onderdrukte, was je verdacht. Hij is opgepakt en weggevoerd naar het concentratiekamp van Wöbbelin.’

Omdat zijn vader wegviel, moest Marcel al snel een stiel leren. Zo werd hij uurwerkmaker. En daarom zit hij dus nu op de bus, op weg naar wat onderdelen in Antwerpen. ‘Ik rijd graag met de bus. Maar wat ik niet begrijp, is dat ze in de stelplaats in Tielt-Winge zo weinig voorzieningen hebben. We gaan daar subiet stoppen. Dan komt er een nieuwe chauffeur. Soms sta je daar drie kwartier stil. Soms in de regen. En er is vooral geen toilet. Voor ons, mannen, is dat op te lossen. Maar een vrouw? Ik heb De Lijn een brief geschreven. Die verwezen naar de gemeente. Toen schreef ik een brief naar de gemeente. Die verwezen naar De Lijn.’ Om 13.15 zijn we in Aarschot, net te laat voor Marcels aansluiting.

Henk: ‘Ik houd de tijd in de gaten. Ik wil niet te laat vertrekken en niet te laat aankomen. Al is dat met het verkeer, zeker in steden, onvoorspelbaar. Maar je kan beter te laat komen dan te vroeg.’ Dat is een doordenker, maar dan denk je aan de Japanse treinmaatschappij die zich via Twitter excuseerde omdat één trein 20 seconden te vroeg was vertrokken. ‘Als je als reiziger op tijd bent, maar de bus is al voor jou weg…’

We doorkruisen de Kempen, met bus 305 van Aarschot naar Herentals. Langs de Dellenweg en een koffiehuis waar we Jan Bakelants onlangs spraken. Je rijdt toch door je eigen verleden. Ongewild vang je een gesprek op van een koppel. Zij praat, hij zucht. Drie losse zinnen: ‘Al die huizen in snelbouw, dat kan toch niet goed zijn. (…) Die vrouw met haar pet denkt zeker dat ze nog 16 is. (…) We zijn er weeral vanaf.’ Vlugger gaat de tijd vanaf Herentals met de snelbus naar Antwerpen. Hij vertrekt om 14.25 u, richting Rooseveltplaats, langs haltes Vispluk, Voetbalterrein en Gebroken Loop. De bus is redelijk vol, in Massenhoven gaan we de E313 op en is het tijd voor het middagdutje. Ogen vallen dicht, monden open, hoofden naar voor, naar achter, naar links, naar rechts. Al die slapers missen De Oude Pik op de Turnhoutsebaan. Er is maar één zekerheid: aan de Rooseveltplaats moeten we eraf.

Zekerheid? Hiervoor moesten we hier zijn. ‘Aangepaste openingsuren Lijnwinkel’, zegt een briefje tegen een ouderwets hok, maar zelfs na drie keer lezen en checken ben ik zeker dat ik hier binnen die aangepaste openingsuren sta. Voor een gesloten deur. Hoe ik van hier naar het Waasland moet, wil ik weten. Geen bord, geen papier maakt het duidelijk. Een collega van Henk is behulpzaam: ‘Om de hoek is perron 24. Daar moet je bus 36 naar Linkeroever nemen. En van daar de tram richting Burcht.’ Het perron is een paal op het voetpad. De 36 zou hier om 15.17 u moeten zijn. En om 15.37 u en om 15.57. Voor het eerst komt het busje niet zo. Voor mij is dat niets, ik ben toerist. Mijn bus komt wel, weze het met 10 minuten vertraging op deze rustige vakantie dag. Wie wil, kan dat een vooruitgang noemen.

Wat de collega van Henk vergat, is dat bus 36 me in Linkeroever afzet en de chauffeur de eindhalte is en dat ik aan de overkant aan halte Hof ter Schelde op een andere 36 moet wachten. Gelukkig zegt Sandra Claus me dat wel. Zij heeft haar dagshift in het rusthuis erop zitten en neemt de bus elke dag terug naar Zwijndrecht. ‘Dat komt door de knip in de Leien. Als je niet was afgestapt, reed je gewoon terug naar de Rooseveltplaats.’ De uitleg is lang. Want soms is lijn 36 gesplitst, maar vanaf 19 uur niet meer. Je kan ook 10 minuten te voet stappen naar halte Halewijn, en daar op één van de vier trams stappen, al moet je opletten. ‘Maar één van die trams rijdt door tot in Zwijndrecht. De gemeente Zwijndrecht heeft nu zelf een busdienst voorzien.’ Voor haar is dat een weetje, maar haar dagelijkse rit met De Lijn richting werk is soms ook ondoorgrondelijk. ‘Ik heb al veel mails gestuurd naar De Lijn. Normaal zou de bus er om 6 uur moeten zijn, maar vaak komt die dan een half uur te laat. Volgens mij omdat die mannen rustig een koffie drinken. En dan ben ik te laat op het werk.’

Hallo Henk? ‘Wat me nochtans stoort aan De Lijn is dat ze heel streng zijn voor de chauffeurs. Bijna iedere maand is er een lijst met nieuwe ontslagen. Als iemand met alcohol betrapt is, dan begrijp ik dat. Maar je moet wel héél erg opletten. Ik had net een weekje verlof gehad. Er waren werken aan één van de haltes en je kon niet op de busplaats zelf stoppen. Het is een halte waar acht lijnen komen. Er stond een man of tien en niemand deed teken naar mij. Dus ik reed door. Ik was er maar net voorbij toen ik hoorde roepen en fluiten, maar ik kon niet meer terug.’ Twee haltes verder kreeg Henk een oproep. ‘Blijkbaar reed net toén een busje met controleurs achter me. ‘Waarom ben je niet gestopt, Henk?’ Dat komt in je verslag.’

Ik strand vanavond in Gent. Dat lijkt snel, maar ik ben hier via Sint-Niklaas en Lokeren geraakt, zat op de bus naast een mevrouw die bij Wibra drie paar sloffen voor samen 6 euro aan de kant liet zetten (‘tot volgende week, dan heb ik weer geld’) en naast een andere vrouw met een uit haar mouw piepende tattoo. Nog net de laatste letters zijn leesbaar: ‘…ACHT FREI’. Op de bus zit niemand in pak, niemand met een Ray-Ban-zonnebril, niemand met De Tijd onder de arm. Met geen enkele krant overigens. Het is kwart voor 8. Ik zou nog tot in Deinze kunnen geraken, maar breng de nacht toch maar hier door.

Ochtend in de container/Lijnwinkel: ‘Hoe geraak ik met de bus in Houtem?’ De app heeft me de route van Gent naar Veurne getoond: Gent-Deinze, Deinze-Kortrijk, Kortrijk-Menen, Menen-Ieper, Ieper-Veurne. Doel is 13.55 uur daar te zijn en dan naar Houtem te rijden. ‘Helaas’, klinkt het. ‘Het is vakantie. Misschien kun je wel de Belbus nemen. Maar daar ben ik niet zeker van.’ Ik koop De Tijd en lees het werk van een collega: ‘De Lijn fors duurder dan zes jaar geleden.’

Bus 77 neemt de Kortrijksesteenweg, steenweg met uitzicht op jeugdherinneringen van glurende oogjes naar roodverlichte ramen en speelgoedwinkel Belintra. Krap drie minuten hebben we over om in Deinze over te stappen op de 75. Haltes heten nu Overwinning, Garage Peugeot en Standbeeld en door borden met Sas Pils, weet je dat je in West-Vlaanderen bent. Henk kent niet alle haltes uit het hoofd, en die vreemde namen komen meestal van de zijstraat die op de hoofdweg uitkomt. Of door een gebouw. In Rondom, editie Leuven, stond het vorige week nog: ‘Het verdwenen volkscafé Pie De Nijper in Kessel-Lo leeft voortaan verder als de nieuwe naam van de bushalte ‘Wilselsesteenweg’ van De Lijn.’

Op de bus hangt een waarschuwing: ‘Eten en drinken verboden op de bus. Bij overtreding volgt een boete.’ Henk: ‘’In het weekend en ’s avonds zijn de mensen meestal vriendelijker. Je mag niet eten of drinken, maar zelf zeg ik niets. Ik vermijd problemen. Natuurlijk hoor ik soms over agressie op de bus. Maar eerlijk? Soms ligt het ook aan de chauffeurs. Er zijn ongelooflijk lompe boeren die met de bus rijden en die het uitlokken.’

Hebbes: de bus die te vroeg vertrekt. Eén minuut. Die minuut die ik te traag afleg om – volgens de app – 412 meter wandelend te overbruggen tussen halte Spoorweglaan en perron 21. Schuld van De Lijn? Of schuld van mijn lijn? Maar door die bus te missen verandert alles. Plots kan ik beter bus 60 richting Roeselare nemen. En dan via Diksmuide en Nieuwpoort naar Veurne.

In Heule is er een frituur waar je tattoos kan laten zetten. Aan halte Vijfwegen stopt de chauffeur na een oproep en gaat zijn hele bus afspeuren op zoek naar een vergeten iPhone. Vergeefs. Iets verder draait hij terug,  getipt door een passagier: misschien is dit wel een nieuwe route voor hem. Een jonge vrouw stapt in Lendelede af. Op haar zwarte sweatshirt staat in witte letters: ‘Euh, je m’en fous.’ Ik zie café Aubisque. De Pyreneeën liggen in Eernegem.

Op het stationsplein van Roeselare valt echt op hoe gekleurd Vlaanderen geworden is. Dat is ook al op de bus opgevallen. Eens buitenkomen, geeft een goed beeld. Maar soms schrik je. Een meisje met twee armen vol zelfgekraste littekens doet haar verhaal aan een jonge moeder die zonder schroom over haar eigen drugsverslavingen, een leven in de psychiatrie in Pittem en Sleidinge vertelt. Stil word je ervan en de baby in de MaxiCosi is dat ook. Geen idee waar de bus van dat leven ooit eindigt, maar ze stappen af in Zarren en ook voor deze mensen is De Lijn de enige levenslijn met de wereld. Vakantie of niet.

Aan het station van Diksmuide, het is dan 13.10 u, stap ik samen met Christiane Tant de bus naar Nieuwpoort op. Ze is blij te horen dat het hart van de reporter blauw-zwart klopt, zelf ging ze met haar man jarenlang naar elke thuismatch van Club Brugge. Maar nu is ze weduwe en nu gebruikt ze de bus, een keer of drie per week, voor uitstapjes. Alleen. Christiane is 81. ‘Ik ben niet bang om te voyageren’, zegt ze. ‘Ik rijd naar de dijk in Nieuwpoort, heb daar mijn vaste route en mijn vaste plek waar ik koffie ga drinken. Op een half uurtje sta ik er met de bus. Zonder zou ik niet meer weg geraken.’

Henk? ‘In 2020 zou er veel veranderen bij De Lijn. Dat boezemt me wel angst in. Dan zal ik de vijftig voorbij zijn. Gaat ze ons houden? Het grote probleem van De Lijn is vooral de superslechte staat van de bussen. Gisteren reed ik er met een die 993.000 kilometers op de teller had en waar een sticker op hing: ‘Bus of the Year. 2004.’ Jawel.’

Christiane brengt mij op nieuwe gedachten. Waarom zou ik naar Dode Man rijden als ik gewoon naar de zee kan? En het allerlaatste stukje, op de kusttram, naast drie vriendinnen Marie-Therèse Lathouwers, Myriam Skowrolski en Thea Bertrangs, kan doorbrengen. Ze komen uit Limburg, waar ik mijn auto een dag eerder achterliet. ‘Gisteren om 11 uur vertrokken. Twee uur later zaten we onze eerste Picon al te drinken op de dijk.’ Gisteren lijkt lang geleden, maar toen zij hun Picon dronken, zat ik op de bus bij Marcel Van Goidsenhoven die voor drie boodschappen in Antwerpen moest zijn. Nu stap ik af aan halte Zonnebloem, in Nieuwpoort-Bad. Na zestien bussen en één kusttram. En niet één keer controle. Het is 13.55 u en ik zie de zee. Vlakbij residentie Tiptop. Mijn rug is kapot, maar ik heb heel Vlaanderen gezien.

En vanaf nu zeg ik goeiedag aan elke Henk.

Toelichting maker

Wanneer het idee ontstond, is weg. Waarom? Vergeten. Op een dag was het er gewoon en die dag is al lang geleden. Om in carrièretermen te spreken: zeker twee kranten geleden. Al toen ik bij Het Belang van Limburg werkte (dus in de periode tussen 1991 en 2011) en ook toen ik voor De Morgen (2011-2018) legde ik het idee van een busreis door heel Vlaanderen op tafel. De basis was dezelfde: ‘Ergens in Limburg vertrekken en lijnbus na lijnbus door het land rijden tot in West-Vlaanderen.’ Of de omgekeerde route, dat kon ook. De vorm (ook lengte) van het verhaal kon verschillen. Het kon een reeks van een paar afleveringen worden of één groot verhaal.

De Lijn (de openbare vervoersmaatschappij van trams en bussen) in Vlaanderen is bijna dagelijks onderwerp van het nieuws. Dus actueel is het verhaal altijd een beetje. Er is veel te doen over prijzen, over stiptheid, over logistiek, over kosten, over besparingen, over dienstverlening, over afschaffing van bushaltes, over het materieel. Een verhaal over De Lijn zit dus altijd een beetje in de slipstream van het nieuws

Maar meer dan over De Lijn wilde ik een verhaal brengen met De Lijn. Of beter: een stuk over het belang van De Lijn in heel Vlaanderen. Niet enkel in en rond grote steden als Gent, Leuven of Antwerpen, maar ook over hoe belangrijk de busverbinding is in het leven van veel mensen in heel Vlaanderen. Dat kon alleen door zelf op de bus te stappen, te kijken en mee te maken hoe gemakkelijk je verbinding kon maken van punt A naar punt B (en zo verder tot punt Z, aan de zee) en wat de bus (en/of de tram) nog voor belang heeft voor het dagelijks leven van mensen die niet over een bedrijfswagen beschikken of gewoon niet over een wagen.

Ik stapte op in Jeuk, een klein dorpje in Limburg en dat was geen toeval. De naam was mooi. Maar Jeuk ligt dus in onze meest oostelijke provincie en bus na bus was West-Vlaanderen het doel. Ook daar had ik een mooie bestemming uitgekozen: Oude Man. Uiteindelijk zou ik mijn plan veranderen en de kust in Nieuwpoort als eindhalte nemen. Die laatste halte (waar ik uitstapte) heet Zonnebloem. Toch ook mooi. Van Jeuk naar Zonnebloem.

En toen reden we. Weliswaar tijdens de paasvakantie, een schoolvakantie die voor andere (en beperktere) busregelingen zorgt. Om vanuit Jeuk de dichtstbijzijnde grotere stad te bereiken (dat is Sint-Truiden, amper 9 kilometer verder) was door die vakantie een grote omweg nodig en pas na 3,5 uur zou dat lukken. Ik strandde in Hannuit en Waremme en kwam uiteindelijk via Tienen en Aarschot niet in Sint-Truiden, maar reed door het Vlaamse land naar Herentals, Antwerpen, Lokeren, Gent, Deinze, Kortrijk, Roeselare, de kust.

Foto: Diego Franssens

In één zin staat het verhaal van 16 bussen, anderhalve dag op- en afstappen en een overnachting. Om snelheid ging het niet. Het ging om de reis en om de mensen langs de reis. Om het luisteren, om het kijken, om te weten. De titel werd bij het schrijven geboren: ‘Als De Lijn je levenslijn is’. Dit werd het verhaal van mensen in Vlaanderen die we vaak niet genoeg kennen, vanuit onze journalistieke bubbel, mensen voor wie het afschaffen van een halte (omdat er dagelijks maar vier mensen aan die halte opstappen) een drama kan zijn want een knip in hun verbinding met de rest van de wereld.

Het werd ook het verhaal van een buschauffeur, het enige personage dat regelmatig terugkwam. Voor de rest is er de toevallige ontmoeting. Die personages verder uitdiepen was niet nodig, hun verblijf op de bus was een passage, zoals de bus en het hele leven dat zijn. Ze waren passanten op de bus en werden passanten in het verhaal. Ze stapten op de bus en in het verhaal en stapten van de bus af en uit het verhaal.  Alleen de chauffeur kwam terug. Als voorbeeld van ‘de chauffeur’ en ook omwille van zijn anonimiteit. Hij was ‘een’ chauffeur, maar werd zo wel model.

Wie zijn die mensen: je hoort de vraag, soms grappig bedoeld, wel eens als cliché opduiken. In Brussel of Antwerpen wordt beslist, maar politici, bedrijfsleiders, opiniemakers en journalisten nemen zo weinig de bus. We hebben geen idee van het belang van goed openbaar vervoer. Alleen al daarom mocht dit verhaal verteld en geschreven worden.

Het werd een reisverhaal, een verslag van een roadtrip, langs dorpen en steden, over wegen en door velden, en langs de levens van mensen. Chronologisch weergegeven, met echo’s, indrukken en sentimenten.

Biografie

Foto: Diego Franssens

Rik Van Puymbroeck is journalist bij de Belgische krant De Tijd, eerder werkte hij zeven jaar voor De Morgen en negentien jaar voor Het Belang van Limburg. Hij werkt ook mee aan het wielermagazine Bahamontes. Met een verhaal dat daarin verscheen over het afscheid van Eddy Merckx (‘Toen Eddy Merckx niet meer was’) werd hij in 2016 al onderscheiden als Meesterverteller. In 2006 verscheen zijn eerste boek Thuis en ver van huis, twee jaar later gevolgd door Weduwen. In 2017 verscheen Ergens onderweg, een bundeling van zeventien interviews die hij voor De Morgen deed. Als ghostwriter werkte Van Puymbroeck mee aan Karkas (een boek van fotograaf Tim Dirven), Kobe Desramaults (met en over kok Kobe Desramaults) en The Wolfpack (een boek van fotograaf Sigfrid Eggers die in 2018 de succesvolle Quick-Step-wielerploeg volgde). Rik Van Puymbroeck is 51 jaar en woont in Leuven.

Toelichting redactie

Het stuk Als De Lijn je levenslijn is door Rik Van Puymbroeck is een niet alledaags stuk over het alledaagse, het nemen van de bus. De aanleiding was het feit dat De Lijn, de vervoersmaatschappij, zijn tarieven ging verhogen. Anders dan in andere stukken heb je niet één of twee hoofdpersonages, maar een hele resem. De auteur fotografeert de in-en uitstappende personages in woorden. Geen opiniërend standpunt, maar een reis naar nergens, een uitstap naar buiten, langs binnen genoteerd. De journalist neemt zelf aan de actie, hij wordt deel van de wereld die hij beschrijft. Hier is een auteur aan het werk met een poëtische ziel, iemand die niet enkel droog verslag wil uitbrengen van de wereld, maar die beschouwt, die het nut van de mijmering kent, alsook het nut van het nutteloze. Een journalistieke verademing.

Meestervertellers

Jaarlijks brengen we de beste Vlaamse en Nederlandse verhalende journalistiek in beeld, tekst en geluid digitaal samen in Meestervertellers.