In de ziel geraakt

door Maaike Borst

Groningen is verscheurd door de gaswinning, Kiruna in Zweeds Lapland wordt verplaatst om mijnbouwschade te voorkomen. Wat gebeurt er als een gemeenschap in de ziel wordt geraakt? Als de dorpskerk barsten vertoont? Als het baken van lokale trots op een trailer wordt weggereden? Een verhaal over verlies en verandering, over oud én nieuw vertrouwen.

Het verhaal

In de ziel geraakt

Dagblad van het Noorden, 26 juni 2021 / Website

Groningen is verscheurd door de gaswinning, Kiruna in Zweeds Lapland wordt verplaatst om mijnbouwschade te voorkomen. Wat gebeurt er als een gemeenschap in de ziel wordt geraakt? Als de dorpskerk barsten vertoont? Als het baken van lokale trots op een trailer wordt weggereden? Een verhaal over verlies en verandering, over oud én nieuw vertrouwen.

De kerk van Kiruna gaat de lucht in. Een van de grootste houten gebouwen van Zweden wordt in zijn geheel opgetild en drie kilometer verderop neergezet. Klokkentoren ernaast. Alsof het niets is.

Als de kerk zou blijven staan, op dat kleine heuveltje te midden van de pijnbomen waar ze al sinds 1912 bewonderende blikken vangt, wordt ze uiteindelijk verzwolgen door de aarde. Opgeslokt. Het icoon van het Zweedse mijnwerkersstadje, dat is opgetrokken uit donkerrood geverfd hout, versierd met gouden beelden en gemodelleerd naar de traditionele Lapse hut, zou bedolven raken als een stuk wrakhout op het strand.

Verzakkende aarde kent geen genade. Ook niet voor kerken.

De grond van Kiruna zakt niet zomaar. Elke nacht, stipt om half twee, lijkt de aarde daar in het Zweedse Lapland te grommen. Het zijn explosies in de mijn, meer dan een kilometer diep, waar ijzererts wordt weggeblazen en gewonnen. In de gaten die dat achterlaat zakt de grond, nog in het niemandsland tussen mijn en stad, maar over een jaar of tien, misschien twintig, ook onder het centrum van Kiruna.

Dus moet niet alleen de kerk, maar ook een derde van de stad verhuizen. Het mijnbedrijf LKAB bouwt een splinternieuw stadscentrum voor Kiruna en neemt de oude kerk en een stuk of veertig andere monumentale panden mee.

De ijzerwinning moet koste wat kost doorgaan. Omdat het de Zweedse overheid en LKAB enorm veel geld oplevert. Maar óók omdat er zonder mijnbouw helemaal geen Kiruna zou zijn.

Klappen tegen het koude steen

De Mariakerk in ’t Zandt blijft staan waar ze staat. De 13de-eeuwse kerk van het Groningse dorp heeft muren als een vesting: ondoordringbaar steen van meer dan een meter dik. ,,Deze stort nooit in’’, zegt Johanna Kroes vol overtuiging terwijl ze met haar hand liefdevolle klappen geeft tegen het koude steen.

De Mariakerk vertoont wel barsten. Hoog in de gewelven zitten scheuren in de schilderingen op de pleisterlaag. Scheuren veroorzaakt door de aardbevingen die de gaswinning in Groningen teweegbrengt.

Johanna Kroes, geboren en getogen Zandster, heeft desondanks het volste vertrouwen in dit robuuste gebouw dat haar dorp al eeuwenlang bescherming, geloof, ontmoeting en hoop biedt. Haar eigen huis kreeg dat vertrouwen niet. Onveilig, oordeelden de specialisten. Het ging plat, zoals er zoveel platgaat in ’t Zandt.

De kerk blijft hier staan, het dorp verhuist niet. Maar ook in ’t Zandt veroorzaakt de bewegende grond een ware metamorfose. Oude huizen worden gesloopt en er komen strakke nieuwe woningen voor terug. Complete straten gaan op de schop. Pal naast de kerk, in het authentieke hart van ’t Zandt, maakte een geliefd monumentaal pand plaats voor moderne huurwoningen – tot verbijstering van dorpelingen die zich niet gehoord voelden.

Het nieuwe huis van Kroes is bijna klaar. Binnenkort verlaat ze met haar man de tijdelijke wisselwoning waar ze noodgedwongen woonde en keert terug naar haar eigen plek in de Oosterstraat – jaren van onzekerheid en stress achter zich latend.

Maar hetzelfde zal het nooit meer zijn. ,,Je ziet ze wel kijken. Je weet wat ze zeggen. Wíj krijgen een nieuw huis, anderen zitten nog steeds in onzekerheid. Dat voel je.’’

Vlnr: Johanna Kroes, Mariakerk in ‘t Zandt, Kerk van Kiruna. Credit foto links en midden: Marjorie Noë. Foto rechts: eigen foto Maaike Borst.

De ziel van het dorp

Een dorp of een stad is meer dan een verzameling huizen. Het is een gemeenschap van mensen, met een cultuur, een historie, een evenwicht. Wat gebeurt er als dat plotseling wordt opgeschud door een kracht van buitenaf? Als de veiligheid in het geding is, en het grote geld en de internationale belangen een gemeenschap in hun ziel raken?

Brengt het mensen samen, verenigd tegen een gemeenschappelijke vijand, getroost door buren die weten hoe het voelt? Trekt het verbanden juist uit elkaar, omdat de een de situatie beter weet te benutten dan de ander, omdat niet iedereen even hard vecht, omdat mensen in zichzelf keren door individuele problemen?

Ooit huisde de ziel van elk dorp in de kerk. De godshuizen waren bakens van geloof, hoop, samenzijn, troost en omzien naar elkaar – al hielpen ze ook om de gewone man nederig te houden en konden ze gemeenschappen wreed uiteendrijven in verschillende zuilen.

Voor velen is de religieuze betekenis van de kerk inmiddels vervaagd of verdwenen, maar de gebouwen blijven belangrijk. Als iconen van cultuur, geschiedenis én de gemeenschap. Je bouwt gemakkelijk een nieuw huis, maar niet zomaar een nieuwe kerk.

Dit is een verhaal over kerken die verhuizen, kerken die overeind blijven en kerken die we laten barsten. Met daarachter de vraag: hoe houd je hoop en vertrouwen als de wereld niet meer is zoals je dacht dat-ie altijd zou zijn?

Mijn als moeder

Als Kiruna slechts één gebouw mocht kiezen om mee te nemen naar het nieuwe stadscentrum, zou het de kerk zijn. Daar twijfelt burgemeester Gunnar Selberg niet aan. De kyrka is de trots van het stadje, en niet omdat de bevolking hier zo overdreven religieus is. Het is een icoon: ‘de mooiste kerk van Zweden’, hier in hun kleine koude stadje waar het negen maanden per jaar winter is en de zon wekenlang niet eens boven de horizon uitkomt.

Die indrukwekkende kerk was een cadeau van het mijnbedrijf aan Kiruna. Zoals eigenlijk vrijwel alles in het stadje met 18.000 inwoners is betaald door de mijnexploitant, want een goed woonklimaat en een tevreden bevolking leveren nu eenmaal meer en betere arbeidskrachten.

,,De mijn is onze moeder’’, zegt Selberg, zwetend in de brandende junizon op een bankje naast het splinternieuwe stadhuis, een architectonisch hoogstandje dat de sprankelende naam Kristallen heeft gekregen. Kosten: 60 miljoen euro, vanzelfsprekend ook betaald door het mijnbedrijf.

,,En als je moeder zegt dat het nodig is om te verhuizen, dat het beter is voor ons allemaal, dan vertrouw je haar.’’

Toen LKAB in 2004 bekendmaakte dat een derde van de huizen in Kiruna moest worden gesloopt, dat zesduizend inwoners huis en haard moesten verlaten, ging niemand de straat op om te demonstreren. De vraag of het winnen van ijzererts misschien zou moeten stoppen om het oude stadscentrum te redden is zelfs niet eens gesteld. Want als het mijnen stopt, loopt Kiruna leeg. Vrijwel iedereen werkt hier óf bij de mijn óf voor een bedrijf dat diensten levert aan de mijn. Alleen het toerisme en een instituut voor ruimteonderzoek verschaffen onafhankelijk werk.

LKAB schermt in glossy folders graag met enquêtes waaruit blijkt dat 87 procent van de bevolking in Kiruna vertrouwen heeft in het mijnbedrijf. Zelfs al moeten mensen huis en haard verlaten omdat LKAB elke nacht ondergronds gesteente wegblaast. Hier geen gehannes met schadevergoedingen, compensatie, versterking, eindeloze onderzoeken en dikke rapporten. Is de veiligheid in het geding? Geen zorgen, we verhuizen gewoon de stad. Er is geld zat: LKAB delft elke dag genoeg ijzererts voor zes Eiffeltorens.

Op de kerk van Kiruna staan twaalf gouden beelden. Geen heiligen of apostelen, maar beelden van gewone inwoners van het stadje die verschillende menselijke emoties vertolken: liefde, verdriet, verlegenheid, rouw, trots, vroomheid, wanhoop, inspiratie, melancholie, enthousiasme, aandacht en vertrouwen.

Het beeld van de man die het vertrouwen vertolkt draagt een eenvoudige pet, heeft zijn armen om zijn lichaam geslagen en kijkt met een tevreden blik schuin omhoog. Geloof in de toekomst straalt ervan af.

De mijn van Kiruna. Foto: Hans-Olof Utsi.

Waar de zwakke plekken zitten

,,Dat kan toch niet!’’ De ogen van de vrouw schieten vuur. Ze staat in de deuropening van een kakelvers huis in ’t Zandt. Kleine vrouw op leeftijd, kortgeknipt haar, Groningse tongval. Op haar erf staat een man van een bouwbedrijf.

,,Die huizen zijn net opgeleverd!’’, foetert ze.

De man knikt begripvol, buigt zijn hoofd en zegt dat hij het allemaal wel snapt. De vrouw slikt haar woede in. ,,Het is op het ogenblik even te veel’’, zegt ze nu zachtjes. ,,Toe maar. Anders krijg jij de volle laag.’’

Ze draait zich om, stapt naar binnen en trekt de deur dicht.

Groningen is het vertrouwen kwijt. Eerst verdween het vertrouwen in de NAM, het bedrijf dat hier al 60 jaar aardgas wint en lang ontkende dat daardoor aardbevingen ontstaan. Vervolgens verdween het vertrouwen in de overheid, die de gasmiljarden opstreek en zich niet bekommerde om de veiligheid van de Groningers. Daarna ontstonden barsten in het onderling vertrouwen, omdat niet iedereen gelijk wordt behandeld en niet iedereen hetzelfde reageert op de situatie.

Vertrouwen is niet alleen het probleem, vertrouwen is óók de oplossing, denkt Jur Bekooy. De bouwkundige van de Stichting Oude Groninger Kerken (SOGK), eigenaar van 97 eeuwenoude kerken, is dagelijks bezig met aardbevingsschade en de rompslomp die daarbij hoort. Van de kerken staan er 60 in bevingsgebied, 55 ervan hebben schade, ongeveer 40 zijn hersteld. ,,Laatst kreeg ik weer een bericht van het IMG, het Instituut Mijnbouwschade Groningen: ze konden op de foto niet zien of de scheur 3 of 4 millimeter breed was … Dan zakt de moed me in de schoenen.’’

Alles in de hersteloperatie van Groningen moet tot in de kleinste details worden verantwoord. Het is een onbestuurbaar systeem geworden, een machine die de menselijkheid verdrukt. ,,Of het nu de NAM is, het Centrum Veilig Wonen, of het IMG. Overal voel ik het wantrouwen. Ook als ze – zoals ik bij medewerkers van het IMG echt wel zie – oprecht proberen om het goed te doen.’’

Jur Bekooy ziet maar één weg uit de impasse: vertrouwen.

Hij staat in de Mariakerk in ’t Zandt, aait even over het hout van de kerkbanken en kijkt omhoog naar de scheuren in de gewelven. De zwakke plekken in een gebouw, vertelt hij, zitten altijd in de verbindingen. ,,Een muur bouwen is niet moeilijk, een dak maken ook niet. De problemen ontstaan waar ze elkaar ontmoeten.’’

Met een meewarige glimlach: ,,Zo is het natuurlijk ook met mensen.’’

Samen het onmogelijke doen

De spoorweg van Kiruna naar de Noorse havenstad Narvik loopt dwars door wat ook wel ‘de laatste wildernis van Europa’ wordt genoemd. Langs besneeuwde bergtoppen, wild stromende rivieren, meren die tot in mei bevroren zijn en waarvan begin juni, als de zon 24 uur per dag schijnt, het laatste laagje ijs verdwijnt.

Als je aan de oever zit hoor je het smelten; een geluid als een streling.

Dit betoverende landschap was voor de mannen die deze spoorweg met de hand aanlegden vooral een woest en onherbergzaam oord. Veel arbeiders stierven aan een tyfusepidemie in 1901. Ze liggen begraven in Tornehamn, naast de spoorlijn en een kapelletje, hoog boven het meer Torneträsk, 100 kilometer ten noordwesten van Kiruna.

Samen maakten deze mannen – gesterkt door hun legendarische kokkin Svarta Björn (zwarte beer) – het mogelijk dat het ijzererts uit Kiruna en andere mijnen in de regio kon worden vervoerd naar een zeehaven en wereldwijd verhandeld.

Als mensen elkaar ontmoeten ontstaan soms inderdaad problemen, als ze besluiten om samen te werken kunnen ze ogenschijnlijk het onmogelijke bereiken. Zoals een op pure mankracht gebouwde spoorweg door een berglandschap waar sneeuw en ijs heersen.

De overgrootvader van Bengt-Göran Tervaniemi werkte ook aan die spoorlijn. Hij kwam uit Finland, aangetrokken door het werk dat de mijnbouw verschafte. Hij sliep aan het begin van de vorige eeuw nog in zo’n Lapse nomadenhut die de inspiratiebron vormde voor de architect van de kerk.

Tervaniemi’s achterkleinzoon woont nu in een statig houten huis, lichtgrijs met een witte veranda. Het is gebouwd in 1927, door de grootouders van zijn vrouw Ingrid Nordlund. Nog twee jaar kan het echtpaar van rond de 70 hier wonen, dan wordt het afgebroken. ,,Verschrikkelijk’’, zegt Nordlund, die in het huis is geboren. ,,We dachten altijd dat we het zouden nalaten aan onze kinderen en kleinkinderen.’’

Elke nacht horen ze de explosies, ze zien het gat dat de mijn slaat dichterbij komen. Ze weten dat er niets anders opzit, en ze begrijpen dat het moet gebeuren. Zonder mijnbouw waren hun voorouders hier sowieso nooit naartoe gekomen.

Als compensatie voor het verlies van hun erfgoed mogen Nordlund en Tervaniemi kiezen: een nieuwbouwwoning met hetzelfde oppervlakte in Kiruna of de marktwaarde van hun huis plus 25 procent.

Een keuze hebben ze nog niet gemaakt, maar het is een goed aanbod, vindt Tervaniemi. ,,Geld is niet het probleem. Het is de sentimentele waarde.’’ Het verdriet over hun huis en hun stad ten spijt hebben ze wel vertrouwen in mijnbedrijf LKAB. ,,Mijn grootvader werkte daar, mijn vader werkte daar. Dat zullen ze niet verloochenen.’’

Zorgt LKAB goed voor de mensen in Kiruna? ,,Dat doen ze’’, zegt Tervaniemi vastberaden. Zijn vrouw leunt op het hek van de veranda, houdt haar hoofd een beetje scheef en trekt een grimas.

,,Ze proberen het’’, zegt zij.

Jur Bekooy (links), echtpaar Tervaniemi (rechts). Credit: Marjorie Noë (links) / Hans-Olof Utsi (rechts).

Een huis dat niet te redden was

Hoe dieper de wortels, des te pijnlijker het is om te worden losgerukt. Het Zweedse Kiruna bestaat pas 120 jaar, de Groningse dorpen al sinds de middeleeuwen, zo getuigen ook de vele oude kerken in de provincie.

Marjo van Bergen is weleens jaloers op de diepe wortels van Groningers die al generaties lang in hetzelfde dorp of dezelfde streek wonen. Háár ouders verlieten Limburg toen ze 4 jaar was. Haar vader voorzag al dat de steenkoolmijnen waarin hij werkte snel zouden gaan sluiten – gas was de nieuwe brandstof – en ze vertrokken naar Rotterdam. Zijn Limburgse accent probeerde hij zo veel mogelijk te verdoezelen, hij studeerde fanatiek op de harde g.

Van Bergen is nergens geworteld. Ze heeft familie in Rotterdam, familie in Limburg, ze woont in Heiloo en werkt als geestelijk verzorger in het Groningse aardbevingsgebied. Hier treft ze mensen die wél stevig zijn geaard, maar die de wereld die ze kenden in razend tempo zien veranderen of zelfs zien verdwijnen. Fysiek, door sloop en nieuwbouw, maar ook mentaal.

,,Men zegt: Groningers zijn het vertrouwen in de overheid kwijt. Ik denk dat het nog dieper raakt, dat het gaat om vertrouwen in het leven. Je huis kwijtraken, vechten tegen gezichtsloze instanties, jaren in onzekerheid leven terwijl je veiligheid in het geding is. Dat haalt fundamenten onderuit. Het gaat over zekerheden als rechtvaardigheid, dat de overheid zorgdraagt voor burgers, het vertrouwen dat je het wel redt als je maar je best doet, dat je veilig bent in je eigen huis. Als de wereld niet zo blijkt te zijn als je altijd hebt geloofd, waar haal je dan nog de zin vandaan?’’

Zingeving; het is een onderwerp dat ver af lijkt te staan van de dagelijkse werkelijkheid van schade-afhandeling, versterkingsrapporten en compensatieregelingen. In de kerk is het de normaalste zaak van de wereld om over zin te spreken. Het was het Platform Kerk en Aardbeving dat de geestelijk verzorgers in Groningen in het leven riep. Zij werken niet zozeer vanuit een religieus perspectief – Van Bergen is ‘humanistisch geestelijk verzorger’ – maar wel vanuit de gedachte dat er meer nodig is dan financiële, psychologische en maatschappelijke hulp alleen. Want wat gebeurt nu eigenlijk met de ziel van mensen, van dorpen, van wijken?

,,In Limburg zie je nu een soort herleving van de mijnbouwgeschiedenis. Met tentoonstellingen, boeken, verhalen. Wat heeft die sluiting van de mijnen gedaan met de identiteit van mensen, met hun levens? Er is een nieuw soort trots en nostalgie. Eerst begreep ik het niet, wilde er niets van weten want ik had geleerd om te balen van mijn afkomst. Nu ik in Groningen werk realiseer ik me: mijn geschiedenis is ook een soort mijnbouwschade. Ik heb er nooit met mijn vader over gepraat.’’

Ook in Groningen zal het trauma zeker twee generaties voelbaar blijven, verwacht Van Bergen. Ze ziet nu al het effect dat de schade en de langlopende procedures op jonge kinderen heeft. Een paar keer verhuizen, ouders die zijn opgeslokt door de stress, het basisgevoel van veiligheid dat weg is. ,,Het zal een lange adem vergen om voor elkaar te blijven zorgen.’’

Zo’n herleving als in Limburg zal je hier over zestig jaar ook krijgen, daarvan is ze overtuigd. Die splinternieuwe huizen die je her en der in het oude landschap ziet zullen altijd blijven getuigen van de gaswinning. ,,Hier stond een huis dat niet te redden was.’’

Liever mensen dan rendieren

Ineens lag er die brief in de bus.

Het roze appartementengebouw op een straathoek tegen over de kerk van Kiruna is door LKAB geïnspecteerd en blijkt onveilig. De bewoners moeten een jaar eerder vertrekken dan verwacht, staat in de brief die Olle Nutti kreeg.

Nutti heeft een tweedehandswinkel in het complex. Het heet Guldkornet (goudklomp) en staat volgestouwd met duizenden spullen: servies, klokken, schilderijen, dvd’s, breinaalden, speelgoed, beeldjes, kunstplanten, elpees, kaarsenstandaards. Dit allemaal verhuizen lijkt een hel, maar Nutti blijft kalm.

Hij behoort tot de Sami, hij is een afstammeling van de oorspronkelijke nomadische bevolking van Lapland. Zijn ouders waren rendierherders in een dorp verderop. Verhuizen zit hem in het bloed, zou je kunnen zeggen.

Buiten op de stoep vertelt woordvoerder Anders Lindberg van LKAB aan de lokale omroep over de staat het gebouw. Zij balen er ook van bij het mijnbedrijf, dit hadden ze niet verwacht. Hoe zorgvuldig ze alle bewegingen ook doormeten en monitoren, de instabiele bodem heeft toch nog verrassingen voor ze in petto.

Ook in Kiruna vinden soms aardbevingen plaats die worden veroorzaakt door de mijnbouw . ‘Mini-bevingen’, noemt Lindberg ze. Op de Schaal van Richter worden ze hier niet gemeten, want die is volgens Lindberg alleen geschikt voor natuurlijke bevingen. Als je het wel zou doen, denkt hij, is het misschien 2 of 3. In het roze appartementengebouw zitten barsten in het beton.

Anders Lindberg is een sympathieke prater. Hij woont zelf in een huis in Kiruna dat zal worden gesloopt. Zijn kinderen zullen straks plotseling allemaal nieuwe buren hebben, een andere sociale omgeving. Als mens is dat moeilijk, als woordvoerder is het strategisch best handig om te kunnen vertellen: ‘Ik weet hoe het voelt’.

Olle Nutti heeft zes kinderen. Vier daarvan werken in de mijn. LKAB zal hem helpen zoeken naar een nieuwe plek voor zijn zaak, maar hij betwijfelt of het zal lukken. De huren in het nieuwe centrum worden de eerste jaren wel kunstmatig laag gehouden, maar uiteindelijk zal het duurder zijn dan hier. Gebruikt servies en breinaalden zijn geen vetpot. ,,Misschien is dit het einde van mijn zaak.’’

Vanuit de etalage van Nutti kun je de kerk van Kiruna zien staan. Zij staat op dezelfde bewegende grond als het scheurende appartementencomplex, maar is nog niet in gevaar. De kerk is van hout en hout is flexibel.

Voor zijn geloof heeft Nutti geen gebouw nodig – „Jezus zit in mijn hart” – maar voor zijn zaak is een gebouw onontbeerlijk. Je hebt een plek nodig om je spullen neer te zetten, om klanten te ontvangen. ,,Eigenlijk heb ik deze winkel vooral om met mensen te kunnen praten.’’

Ooit, toen hij jong was, werkte Nutti met rendieren. Hij heeft een paar jaar geprobeerd om in de voetsporen van zijn ouders te treden. Dieren, uitgestrekte natuur, stilte, eenzaamheid. Het was niets voor hem.

Olle Nutti. Foto: Hans-Olof Utsi.

Een plek om te samen schuilen

Kez den Engelsman mist het luiden van de kerkklokken. Ze mist dat haar hond dan altijd ging meeblaffen. Ze mist ook de kauwtjes, die altijd de kerktoren invlogen en gezellig kibbelden in de bomen en het gras.

De laatste jaren is het stil. De hervormde kerk van Overschild is afgezet met bouwhekken, voor de openingen in de toren zijn houten platen gezet. Toen de kerkgangers door de vloer zakten van het vervallen godshuis kon het zo niet langer.

Kez den Engelsman woont in de pastoriewoning naast de kerk. Het contrast is groot: haar Rijksmonument en de omringende tuin zijn liefdevol verzorgd, de kerk lijkt aan haar lot overgelaten. Den Engelsman, lange grijze haren in een staart, trekt haar werkhandschoenen uit, schuilt onder het afdakje bij de kippen voor de regen en vertelt hoe belangrijk dat wegkwijnende en dichtgetimmerde gebouw voor haar is.

,,Een kerk is van oudsher een plek om te schuilen, waar mensen bij elkaar kropen als ze angstig waren, omdat je gezamenlijk kalmer bent. Of je nu christelijk bent, joods, islamitisch of wat dan ook; waar het om gaat is dat mensen een baken nodig hebben.’’

Ze woont hier sinds 2007. Die eerste jaren luidden de klokken nog, en soms was er op zondag een dienst. ,,Ik vond het fijn als de mensen ’s ochtends uit het dorp aan kwamen lopen. Ik had zin om ertussen te zitten. Soms deed ik dat ook wel.’’

In 2009 overleed haar man Arnold. Hij lag opgebaard in de consistorie en de afscheidsdienst was in de kerk. Sindsdien dacht ze bij het luiden van de klokken altijd aan hem – misschien blafte de hond wel daarom.

De hervormde kerk van Overschild is gebouwd in 1880. Een eenvoudige Waterstaatskerk, zonder de dikke muren van middeleeuwse kerken, minder complex van bouw. „Een schoenendoos”, typeert Jur Bekooy namens SOGK, de oude Groningse kerken. Complexe kerken zijn flexibeler en beter bestand tegen bevingen, de simpele bouwwerken zijn het meest kwetsbaar. En dan speelt in Overschild ook nog het probleem van de gemengde ondergrond van zand, veen en klei in combinatie met bevingen en bodemdaling waardoor bijna het hele dorp op de schop moet.

De kerk moet worden versterkt, daarover zijn de SOGK en de instanties (eerst NAM, toen CVW, nu NCG (Nationaal Coördinator Groningen)) het al jaren eens. Ook over hoe. Net als de kerk van Kiruna wordt die van Overschild opgetild. Niet voor een verhuizing, maar om de fundering te vernieuwen met isolators die schokken kunnen opvangen. ,,Ziet er spannend uit’’, zegt Bekooy. ,,Het ís ook spannend, maar het is inmiddels een beproefde methode voor versterking van Rijksmonumenten in het bevingsgebied.’’

Het is duidelijk wat er moet gebeuren, maar het wachten duurt lang. En zonder onderhoud brokkelt de boel af. Het is moeilijk voor te stellen gezien de deplorabele huidige staat, maar de plannen met de kerk zijn ambitieus. Ze wordt behalve versterkt ook gerestaureerd, energieneutraal gemaakt en uitgebreid met een nieuwe ontvangstruimte om de kerk geschikt te maken voor recreatief gebruik (of zoals Bekooy samenvat: „Koffie en appelgebak”). Want nu de kerken leeglopen zijn nieuwe bestemmingen nodig.

De pastoriewoning van Kez den Engelsman wordt misschien ook opgetild. Misschien ook niet. Het is nog steeds onzeker, al kreeg ze in 2014 al te horen dat haar huis was opgenomen in het versterkingsprogramma. Ze wacht af. In haar keuken hangt een uitgeknipte krantenkop: de kracht van zacht.

Het dorp is allang niet meer het dorp waarvoor ze in 2007 met haar man koos. Het is een bouwplaats. Ook bomen en tuinen sneuvelen door de versterkingsoperatie en ze ziet hoe de uilen hun schuilplaatsen kwijtraken. En overal zwerft dat vermaledijde bubbeltjesplastic van de bouw. ,,Je verfrommelt mee’’, zegt ze. Het technocratische systeem verpulvert mensen, verstoort onderlinge verhoudingen. ,,We communiceren in geld. En geld heeft geen geweten.’’

Soms denkt ze weleens aan weggaan. Maar Arnold ligt hier op de begraafplaats en dan zou ze hem moeten achterlaten. ,,Het voordeel is: ik weet nu wel écht wat een plek betekent. En door deze toestand ken ik iedereen, ik weet wie er schuilgaan achter de gezichten op straat. Dat is ook een stuk kapitaal.’’

De verhuizing van de doden

In de kapel van het crematorium naast de kerk van Kiruna worden de resten van vijfduizend mensen bewaard achter gegrafeerde marmeren stenen in de muren die zijn versierd met bloemen. De kerk is op zoek naar alle nabestaanden, om hun te kunnen vragen wat er met het as van hun familieleden moet gebeuren als de kapel wordt gesloopt.

,,Als je hier staat voel je de sociale impact van de verhuizing van Kiruna’’, zegt predikant Lars Jarlemyr.

Jarlemyr was verpleger totdat God hem riep om predikant te worden. Hij zorgt graag voor mensen. Hij weet niet wat belangrijker is: een inspirerende preek houden, bij ouderen langsgaan om te vragen hoe het gaat of na afloop van de dienst gezamenlijk een kop koffie drinken.

,,Die koffie vinden we belangrijk in Zweden.’’

Zelf is Jarlemyr al verhuisd naar een nieuw huurappartement in het veilige deel van de stad. De kerk volgt waarschijnlijk in 2025. De kapel kan niet mee, die is van steen en dat verplaatst nu eenmaal moeilijker dan hout. Van de grond bij de kapel, waar jarenlang menselijke as is verstrooid, nemen ze straks een symbolische schep om die te brengen naar de nieuw te bouwen kapel.

De enige dode die ligt begraven in de tuin van de kerk, Hjalmar Lundbohm, krijgt hoogstwaarschijnlijk wél een nieuwe plek bij de verhuisde kerk.

Lundbohm (1855-1926) moest van zijn moeder eigenlijk predikant worden, maar dat lukte niet omdat hij geen piano kon spelen. Hij studeerde geologie en werd niet alleen bestuurder van een mijnbedrijf, maar ook de stichter van Kiruna én opdrachtgever van de bouw van kerk. Meer dan een religieuze plek moest het een huis van het volk zijn, vond hij. Daarom wilde hij ook geen beelden van heiligen en apostelen op de kerk, maar van gewone mensen met al hun emoties.

Zoals liefde, vertrouwen en trots, maar ook wanhoop, verdriet en rouw.

De kerk werd zozeer een huis van het volk dat de mijnwerkers er tijdens de Grote Mijnstaking in 1969 samenkwamen en hogere lonen en betere arbeidsomstandigheden eisten van LKAB. Ze legden in totaal 57 dagen het werk neer; LKAB zwichtte en de salarissen gingen omhoog. Het was het begin van betere arbeidsomstandigheden in Zweden. Lars Jarlemyr vertelt het met trots.

Zonder vertrouwen geen leven

Liebrecht Hellinga heeft weleens de vergissing gemaakt om in zijn preek in de kerk van Appingedam te spreken over de aardbevingen en het leed van de Groningers.

Na afloop kwamen kerkgangers naar hem toe. Of hij het daarover alsjeblieft niet meer wilde hebben, want ‘we zijn nu in de kerk’. Juist op die plek waar mensen samenkomen om zich veilig te voelen, moet het er een keer niet over gaan. Want het gaat er overal al de hele tijd over – bij de buren, de kapper, de sportclub, in de winkel, op verjaardagen.

Je moet ook even kunnen ontsnappen.

Predikant Hellinga wilde wél iets doen. Het onrecht in Groningen raakt hem diep. Hij is actief voor Platform Kerk & Aardbeving, nam het initiatief voor de inzet van geestelijk verzorgers als Marjo van Bergen en zat namens de kerken een tijdlang in het Groninger Gasberaad. ,,Ik had een keer een discussie met minister Wiebes over wat veiligheid is. Voor Den Haag is dat een berekende, technische veiligheid. Voor Groningers gaat het over welzijn, rust, perspectief voor de toekomst.’’

Hij schreef in een opiniestuk in de krant: Hoe je als Groningse dominee leert vloeken – de titel naar aanleiding van het boek van Rikko Voorberg. Het was een uiting van onmacht zegt hij nu, drie jaar later – hij is inmiddels predikant in Winschoten. ,,Waar het om draait is dat we het kwaad, het onrecht en het lijden een plek geven die ze behoren te hebben.’’

Dat begint met erkenning. ,,Die heeft schandalig lang geduurd. Er is tegen mensen met leed gezegd: je zeurt. Hoe diep wil je iemand kwetsen? Als je ontkent wat iemand beleeft dan zeg je eigenlijk dat diegene er niet toe doet.’’

Veel gedupeerde Groningers voelen zich niet gezien en gehoord. Ook niet nu het verband tussen bevingen en gaswinning door iedereen wordt erkend, compensatieregelingen zijn opgetuigd, de overheid toegeeft te hebben gefaald. Het vertrouwen is daarmee niet hersteld. En vooral in de versterkingsoperatie zitten veel bewoners nog muurvast.

,,Er is gezegd; we gaan ruimhartig vergoeden, maar het is nog steeds een voortdurend getouwtrek. Het zit ingebakken in het systeem dat voorbijgaat aan het welzijn van mensen. De kern is niet: ‘wie ben je?’ maar ‘wat is je economische waarde?’. Dat is verderfelijk.’’

Wat helpt wel? Hellinga verwacht zelf veel van de parlementaire enquête over de gaswinning – „de waarheid moet boven tafel” – maar weet ook dat het kan leiden tot meer woede en wantrouwen. En je hoort van tevoren al scepsis in Groningen. Het Nationaal Programma Groningen dan; het miljard dat in de leefbaarheid van het gebied wordt gestoken? Dat biedt misschien perspectief voor de toekomst, maar niemand voelt zich er persoonlijk door getroost.

Het eerste dat moet worden erkend, zegt geestelijk verzorger Marjo van Bergen, is dat de schade en het verlies in Groningen simpelweg niet te herstellen zíjn. Hoeveel miljarden of hulpverleners je er ook tegenaan gooit. Mensen zijn te diep geraakt, hun levens onomkeerbaar veranderd, hun gemeenschappen verstoord, hun erfgoed is verloren gegaan.

Vergelijk het met een rouwproces. Dat begint met ontkenning en woede. Pas als het besef indaalt dat het verlies blijvend is en niet hersteld of gecompenseerd kan worden, is het mogelijk een manier te zoeken om het leven zonder de verloren geliefde toch betekenisvol te laten zijn. ,,Zolang we niet onderkennen dat mensen onherstelbaar beschadigd zijn, en ze met compassie benaderen, kun je niet opnieuw beginnen.’’

Vertrouwen komt te voet en gaat te paard, zo luidt de uitdrukking. Is dat echt zo? De onderzoekers van Gronings Perspectief ontdekken de laatste tijd wel kleine verbeteringen in het vertrouwen en de mate waarin mensen zich gehoord voelen. Het Instituut Mijnbouwschade Groningen werkt aan een immateriële schaderegeling: een vergoeding voor gedupeerden in het aardbevingsgebied die mentale schade hebben opgelopen. ,,Menselijk leed is natuurlijk niet in geld uit te drukken’’ zegt IMG-bestuurslid Ellen Giebels, hoogleraar psychologie. ,,Het bedrag zou je kunnen beschouwen als symbolisch. Waar het eigenlijk om gaat is de erkenning.’’

Predikant Liebrecht Hellinga heeft ook geen panklaar antwoord op de vraag hoe je het vertrouwen van Groningers kunt herstellen. Hij weet alleen dat we er met zijn allen heel hard aan moeten werken. ,,Want zonder vertrouwen is er geen leven.’’

Kez den Engelsman (foto Marjorie Noë)

Lars Jarlemyr (foto Hans-Olof Utsi)

Regel het maar met het mijnbedrijf

Naast het nieuwe ‘kristallen’ onderkomen van de gemeente Kiruna staat de klokkentoren van het oude stadhuis – een geliefd monumentaal gebouw dat niet meer te redden was. De klokken van de gietijzeren toren overstemmen burgemeester Gunnar Selberg.

,,Vroeger stond de toren op het dak van het stadhuis’’, zegt hij als de bellen weer zwijgen. ,,Nu staat hij hier op het plein op de grond. Zie je die gesmede adelaar daar? Je kunt de details nu veel beter zien.’’

Selberg is een optimist. Overlopend van enthousiasme over de mogelijkheden die het nieuwe Kiruna kan bieden. ,,Mijn vrouw haat het als ik zo doet. Ze vindt het vreselijk dat het oude Kiruna verdwijnt.’’

Hij start een relaas over de economische ontwikkelingen. Hoe groei in Kiruna de belangrijkste opgave is. Hoe ingewikkeld het is om investeerders naar Kiruna te trekken terwijl de huidige bewoners en ondernemers is toegezegd dat de huurprijzen – voorlopig althans – gelijk blijven. ,,Natuurlijk moet dat, anders betalen wij met zijn allen de prijs voor de verhuizingen. Maar op deze manier komt het erop neer dat toch weer alles wordt betaald door LKAB.’’

Dat is een probleem, want het blinde vertrouwen van Kiruna in het moederlijke mijnbedrijf is in de ogen van Selberg niet terecht. ,,Natuurlijk betaalt LKAB alles, maar dat is het gewoon verplicht volgens de wet. Ondertussen is het niet meer hetzelfde bedrijf als vroeger. Het hoofdkantoor zit verderop in Luleå, de CEO woont in Stockholm. Die diepe verbondenheid met Kiruna is er niet meer, maar hier zijn het vertrouwen en de afhankelijkheid nog wel zo groot dat het mijnbedrijf alles kan doen wat het wil.’’

Selberg gaat de strijd met LKAB graag aan. Hij vertelt met bravoure over overwinningen die hij behaalde in onderhandelingen met het mijnbedrijf. ,,Ze kunnen mij niet raken. Ik heb altijd mijn geld verdiend in het toerisme, ik ben niet afhankelijk van ze. Dat zijn ze niet gewend.’’

Te veel vertrouwen kan ook schadelijk zijn, wil hij maar zeggen. De ‘moeder’ van het stadje is in werkelijkheid een multinational die je maar beter goed in de gaten kunt houden. Kiruna staat er wat dat betreft alleen voor, vindt Selberg. De Zweedse overheid, nota bene de enige aandeelhouder van LKAB, houdt zich afzijdig. ,,Die zegt: regel het maar met het mijnbedrijf.’’

Ook hier in Kiruna heerst het gevoel dat ‘die lui’ daar in de hoofdstad, daar waar de regering zetelt, weinig belang hechten aan wat er in het afgelegen noorden gebeurt. Kunstenaar Lina Viitala, die op een picknickbankje met uitzicht op de mijn toekijkt hoe haar drie kinderen zich vermaken in de speeltuin, kan daarover meepraten.

Zij voert met stadsgenoten al jaren actie voor betere zorg in het ziekenhuis van Kiruna. ,,Als een vrouw moet bevallen moet ze naar een ziekenhuis anderhalf uur verderop. Soms bevallen vrouwen onderweg. En het is hier meestal winter hè.’’

Terwijl Kiruna met de mijn zo ongelooflijk veel geld verdient voor de Zweedse overheid, krijgen de inwoners in het stadje weinig gehoor in Stockholm, zegt zij. ,,We hebben niet eens een fatsoenlijk ziekenhuis om mijnwerkers te verzorgen als er een ongeluk gebeurt.’’

Viitala is 32 jaar oud en al sinds ze een klein meisje is hoort ze de geruchten dat het stadscentrum van Kiruna ooit zal moeten verhuizen. ,,Het voelt goed dat het nu eindelijk begint’’, zegt ze. ,,We wachten al zolang. Eindelijk iets nieuws. Dat geeft hoop voor de toekomst.’’

Volgende winter verhuist ze met haar gezin naar een nieuw appartement. Weg van het nachtelijke gedonder in de grond waaraan je nooit went. ,,Soms voel je het huis echt schudden.’’

Toch gaat haar grootste hoop bij de transformatie niet over haar gezin, maar over het ziekenhuis. Want ook dat gebouw moet wijken voor de mijn. Laat het nieuwe hospitaal meer zijn dan nieuwe stenen, bidt Viitala, laat deze gedwongen verhuizing dan in ieder geval leiden tot nieuwe en betere voorzieningen.

Verandering biedt ook kansen.

Allemaal wilde plannen

Op de Mariakerk in ’t Zandt hangt een bordje: Kerk open. Iedereen kan in- en uitlopen. ,,Vroeger durfde men dat niet aan’’, vertelt Johanna Kroes. ,,Bang dat er iets gestolen werd. Maar mensen zijn best te vertrouwen.’’ Ze lacht. ,,Zolang je geen pot met geld neerzet dan hè.’’

Kroes zit in de plaatselijke commissie van de kerk: vertegenwoordigers uit het dorp die in samenwerking met de Stichting Oude Groninger Kerken de plaatselijke trots verzorgen en meestal ook zoeken naar nieuwe bestemmingen.

Concerten, exposities; die activiteiten liggen voor de hand. Kroes broedt ook op andere evenementen, het liefst activiteiten die het hele dorp kunnen bereiken – niet alleen liefhebbers van kunst en cultuur. ,,Wat heeft de jeugd bijvoorbeeld aan een kerkgebouw?’’

Vroeger kwam Kroes zelden in de hervormde kerk van ’t Zandt. Ze is gereformeerd opgevoed en het dorp was verzuild, zoals de hele Nederlandse samenleving. Pas de laatste jaren, vindt zij, wordt de kerk écht van het dorp. Nu ze open is voor iedereen.

De veranderingen in ’t Zandt zijn niet alleen maar negatief. Pas nog mocht ze aanschuiven bij een bijeenkomst over de toekomst van het dorp. ,,Allemaal partijen erbij: provincie, gemeente, Staatsbosbeheer, een architectenbureau. Ze wilden weten hoe wij als bewoners de toekomst van ’t Zandt zien. Er zijn allerlei wilde plannen!’’

Om het aardbevingsleed te compenseren wordt er nu veel geld in de provincie Groningen gestoken. Via het Nationaal Programma Groningen gaat in tien jaar tijd een miljard euro naar projecten op het gebied van economie, leefbaarheid, natuur en klimaat. Dat biedt mogelijkheden; initiatiefrijke Groningers met toekomstplannen voor de gemeenschap kunnen een beroep doen op allerlei potjes.

Ze krijgen zeggenschap. Want als de gasellende iets heeft geleerd is het wel dat in de toekomst de bewoners centraal moeten staan. Overheden, instanties, systemen: ze moeten in dienst staan van de mensen. Ook dat vergt een grote transformatie, en of het echt gaat lukken is nog de vraag.

,,Er wordt veel van burgers verwacht’’, zegt Mayke Zandstra, socioloog en als procesbegeleider actief bij allerlei projecten waarbij bewoners zelf werken aan zeggenschap over hun leefomgeving. Zoals het Experiment Krewerd, waarin een klein dorpje zelf de versterking ter hand neemt, en Dorpsdemocratie in Onderdendam, die onderzoekt hoe je ervoor kunt zorgen dat alle stemmen worden gehoord bij belangrijke besluiten in een dorp.

Zandstra ziet veel mooie initiatieven in Groningen. Maar soms blijkt dat de bureaucratische overheid niet goed is ingericht voor bewonersparticipatie, dat vrijwilligers moeite hebben de kar te trekken, dat bewoners niet in staat zijn zeggenschap op te eisen, of dat – zeker als het gaat om versterking – niet goed is geregeld wie wat betaalt waardoor toezeggingen niet standhouden. ,,Dan lukt het toch weer niet om de bewoner écht centraal te stellen. En soms zie je professionals die het oprecht goed willen regelen toch stuklopen in het systeem.’’

Als het wel lukt heb je goud in handen. Neem Krewerd. Ook daar gaat het heus niet allemaal van een leien dakje, en ook daar duurt alles langer dan gehoopt. ,,De dorpsbewoners van Krewerd hebben echt gestreden voor ‘gelijke monniken, gelijke kappen’. Iedere huiseigenaar heeft een eigen architect, er zijn plannen voor verduurzaming en vergroening. Als dat klaar is, dan hebben ze het wel mooi zelf geflikt. Met elkaar. Dat maakt trots.’’

Ook ’t Zandt heeft initiatiefrijke burgers. Drewes Wildeman heeft het terrein van de voormalige voetbalclub, gesloten vanwege te weinig leden, omgebouwd tot een camping. Niet zomaar een camping, maar een sociale plek voor het dorp die werk- en leertrajecten biedt voor iedereen die „tussen de wal en het schip is gevallen”, zoals Wildeman het zegt.

Hij denkt groot, en het Nationaal Programma Groningen biedt mogelijkheden. Veel van die ‘wilde plannen’ waarover Johanna Koers het heeft komen uit zijn koker.

Eén daarvan is een meer, een recreatieplas. ,,Dan hoor ik ze wel zeggen: ‘O, ja hoor, Drewes wil een meer’. Maar dat is natuurlijk niet waar het om draait. Het gaat erom dat we leuke dingen doen voor de toekomst, om mensen nieuwe kansen te bieden. Of gewoon, dat je straks als het mooi weer is even gezellig met elkaar aan het meer kunt liggen. Dat je een beetje geniet van het leven.’’

De krk op een trailer

Ooit lag aan de rand van het oude stadscentrum van Kiruna een meer. Prachtig helderblauw water. In de zomer, vertelt stadsgids Ingegerd Pudas met spijt in haar stem, lag half Kiruna te zonnen aan de oevers. Ze zwommen er zelfs in, al was het ijskoud.

Mijnbedrijf LKAB heeft dat meer leeggepompt. Het water dreigde in de mijn te lopen, dus het moest weg. Net zoals lang geleden al een wijk die – vanwege de vele muggen – Duivelseiland werd genoemd, voor de mijnbouw is ontruimd en gesloopt. Ze zijn hier wel wat gewend.

Eigenlijk, vertelt LKAB-woordvoerder Lindberg, wisten ze bij het mijnbedrijf al vrij snel na de stichting van Kiruna dat ze ooit onder de stad zouden moeten graven en dat de bewoners dan moesten verkassen. ,,Ze dachten alleen dat het nog honderden jaren zou duren, met de ouderwetse technieken van toen.’’

Het is nog steeds moeilijk voorstelbaar: straks rijden ze de kerk weg. Op een trailer. Door verlaten straten waarin alle mogelijke obstakels voor het vervoer van een kerk al zullen zijn gesloopt. Het zal een spektakel zijn, het zal verdrietig zijn, het zal een nieuw begin zijn.

De kerk zal afdalen, naar het nieuwe stadscentrum dat 3 kilometer verderop in een dal ligt. Een slechte keuze, die plek, hoor je inwoners van Kiruna vaak zeggen. Ze raken hun uitzicht over de omringende bergen kwijt – die natuur waarmee ze zich zo verbonden voelen – en in dat dal kan het in de winter wel 10 graden kouder zijn dan op de relatief warme zuidelijke helling waar het stadje niet voor niets is gesticht.

Het was de lokale politiek die déze plek uitkoos voor het nieuwe Kiruna – en niet een andere, misschien wel betere optie. Zeggenschap hadden de inwoners van Kiruna niet. ,,Het was goede democratie geweest als de inwoners hadden mogen kiezen’’, zegt burgemeester Selberg, die toen nog niet aan het roer stond van de gemeente. ,,Dan had je ook pas echt een eerlijk debat gekregen over de voors en tegens.’’

Ideaal is een gedwongen verhuizing nooit, er staat voor Kiruna wel van alles tegenover. Die mooie kerk zal straks een stralend middelpunt zijn van een hypermodern stadscentrum met luxe voorzieningen die een gemiddeld provinciestadje van 18.000 inwoners echt niet gegeven zijn. En daar, in dat koude dal, zijn ze in ieder geval veilig.

Toch?

Woordvoerder Anders Lindberg van LKAB aarzelt. ,,Nou ja’’, zegt hij. ,,Dat weet je nooit zeker. Je kunt niet in de grond kijken. Het zal in ieder geval nog honderden jaren duren voordat we daar zijn.’’

Lina Viitala (foto Hans-Olof Utsi)

Afina en Jan Geersing (foto Marjorie Noë)

Marjo van Bergen (foto Marjorie Noë)

Samen in de klei

De Mariakerk in ’t Zandt blijft staan waar ze al 750 jaar staat. Met de poten in de klei. Misschien blijft ze nóg wel 750 jaar staan. De muren zijn dik genoeg en de gaswinning stopt. De provincie Groningen zal niet verhuizen. Daarvoor is het aardbevingsgebied te groot en te geworteld. En bovendien: waar zou ze naartoe moeten?

Groningers verhuizen wel. Soms tijdelijk, om op de oude plek terug te keren in een nieuw of versterkt huis. Soms permanent, omdat ze het zat zijn. Maar de kerken blijven, de dorpen blijven, de gemeenschappen blijven.

Die gemeenschappen zijn hard nodig in het herstel van Groningen. Hoe individueel burgers ook behandeld worden, dit is een gemeenschappelijk probleem. Niet alleen van Groningen; van heel Nederland. In de manier waarop onze samenleving is georganiseerd hebben we allemaal een rol. Het zijn ónze systemen die, bedoeld of onbedoeld, mensen geweld aan doen.

Ook de oplossing zal een gezamenlijke moeten zijn. Des te zorgelijker is het dat murw geslagen Groningers de neiging hebben om zich juist terug te trekken uit de samenleving, zegt godsdienstpsycholoog Hanneke Muthert van de Rijksuniversiteit Groningen, die onderzoek doet naar geestelijke verzorging in het bevingsgebied. ,,Dan staat het individu tegenover de overheid en heb je geen tussenlaag meer van buren, kennissen, vrienden. En bij wie zoek je dan die erkenning? Bij de overheid? Dat is een abstract begrip, geen mens. Erkenning vind je bij anderen.’’

Voor zingeving – datgene wat het leven waarde geeft en kracht biedt om ellende te doorstaan – geldt hetzelfde. ,,We zijn in onze moderne maatschappij heel hard bezig om individuele doelen na te streven, maar als je mensen vraagt naar wat echt zin gaf, wat betekenisvol was, dan gaat het altijd om die ander. Iemand helpen, samen iets bereiken.’’

In de commissie van de kerk in ’t Zandt zit ook Afina Geersing. Vraag haar naar wat ze hoopt voor de toekomst van ’t Zandt en ze verzucht: ,,Samen weer leuke dingen doen.’’ Daarom zei ze ook ‘ja’ toen Johanna Kroes haar vroeg voor de plaatselijke commissie van de Stichting Oude Groninger Kerken. Met het geloof zelf heeft ze niets.

Afina Geersing en haar man Jan weten nog altijd niet wat er met hun huis gaat gebeuren. ,,In 2014 hoorden we dat het onveilig was en moest worden versterkt. Ik ben meteen begonnen met inpakken. ‘Heb ik dat maar vast gedaan’, dacht ik. Die dozen staan nog steeds op zolder.’’

Haar man was altijd bezig. In en rond het huis: klussen en tuinieren, daar houdt hij van. Na 2014 stopte hij ermee. Had toch geen zin meer. Misschien ging het huis wel plat.

Met zijn ziel onder de arm zat hij thuis. Totdat hij besloot zijn energie dan maar in het dorp te steken. Hij onderhoudt het groen, repareert bankjes, zorgt voor de openbare ruimte. Dat heeft tenminste zin.

Hij informeerde zijn dorpsgenoten per brief over zijn activiteiten. Ze hoefden hem niet te bedanken, schreef hij, hij deed het immers graag. En als ze toch iets wilden doen, had hij nog wel een sarcastische suggestie: ‘Geef maar een bos bloemen aan de NAM.’

Lees hier het artikel op DVHN.nl

Toelichting maker

,,Waarom ga je niet naar Kiruna?”

Eerst dacht ik dat mijn chef een grap maakte. Alsof het thema van mijn longread voor onze serie Het Nieuwe Noorden niet al breed genoeg was (welzijn, leefbaarheid, sociale samenhang én herstel van vertrouwen in het aardbevingsgebied) suggereerde hij ook nog een reis naar een stadje in Noord-Zweden dat in zijn geheel wordt verplaatst vanwege de mijnbouw.

Had ik net bedacht dat de oude Groninger kerken de rode draad van mijn verhaal moesten vormen, als de beschadigde symbolen van gemeenschap, hoop, samenzijn en vertrouwen, kwam hij ineens met Lápland.

Maar toen las ik over die kerk van Kiruna.

Die grote houten kerk, ooit verkozen tot het mooiste gebouw van Zweden, die in zijn geheel een paar kilometer verplaatst zou gaan worden. Omdat hij anders over een jaar of tien zal worden verzwolgen door een gigantische ijzererts-mijn.

,,Okee”, zei ik. ,,Ik ga naar Lapland.”

Eerst was ik nog in ‘t Zandt, een van die Gronings dorpen met een middeleeuwse kerk die al net zo veel barsten vertoont als de dorpsgemeenschap zelf. En in het verscheurde Overschild, waar de kerk ook wordt opgetild, maar dan om de fundering bevingsbestendig te maken.

Met die verhalen in mijn hoofd vloog ik naar Kiruna, de het stadje boven de poolcirkel dat niet loopt te prutsen met versterkingen en schadeherstel maar gewoon de hele gemeenschap verplaatst. Door Groningen te spiegelen aan deze spectaculaire oplossing voor een vergelijkbaar probleem had ik een nieuw perspectief op een slepende kwestie waar we als Dagblad van het Noorden al zo veel over geschreven hadden.

Voordat ik afreisde naar Lapland had ik gezorgd dat ik dominee en kerkbeheerder kon spreken, en ik had contact gelegd met mijnbedrijf en burgemeester. Maar voor de gesprekken met degenen waar mijn verhaal écht om draaide, de gewone mensen wiens levens op de kop werden gezet door de industrie, was ik afhankelijk van de toevallige ontmoetingen daar.

Dat is mijn favoriete deel van research. Je kletst wat op straat en ineens is daar het verhaal van die spoorbaan door de bergen, van de Sami die niet van rendieren maar van mensen houdt, van de kunstenares die strijdt voor behoud van het ziekenhuis in de stad. Zoals ik in Groningen al de weduwe trof die haar begraven echtgenoot niet wilde verlaten, of de doe-het-zelver die het dorp maar ging opknappen omdat de toekomst van zijn huis zo onzeker was.

Thuisgekomen kwam ik om in de verhalen. Ik had zo veel materiaal, zo veel personages. Hoe ging ik dit in hemelsnaam vertellen? Aan de klassieke regels van de verhalende journalistiek had ik weinig. Dit kon niet aan de hand van één hoofdpersoon. Het kon ook niet in scènes, want de actie (de ontwrichtende werking van mijnbouw) was een proces van vele jaren. Via een spanningsboog naar het slot toewerken zat er ook niet in, want het einde is open – en zal dat nog jaren blijven.

Wat ik wel had was die rode draad. De kerken. Ik begon dus maar met wat het meeste tot de verbeelding sprak: de verhuizing van die mooie houten kerk van Kiruna. Zette daar vervolgens de rotsvaste maar gebarsten kerk van ‘t Zandt tegenover en schreef de passage over de ziel van gemeenschappen – en de kerk die daarvan het symbool is.

Toen ik dat eenmaal had kon ik de ziel in duiken, oftewel de mensen waar het om ging. Ik besloot heen en weer te springen tussen Kiruna en Groningen, om vaart en spanning erin te houden en zo steeds verbanden en verschillen te laten zien. Elk blok werd een klein verhaal op zichzelf, altijd verteld aan de hand van een mens en een plek, en zo stap voor stap dieper doordringend in complexe thema’s als verlies, vertrouwen en verbondenheid.

Het was een puzzel, die ik niet van tevoren had uitgetekend maar als doende heb gelegd. Schrijven, schuiven, schrappen, herschrijven. Ik had anderhalve week. Op de fiets, op de ochtend van mijn laatste schrijfdag, vielen in mijn hoofd de laatste stukken op zijn plek.

En toen was er In de ziel geraakt, het langste stuk dat ik ooit schreef. Met dank aan die chef, aan het Kennisplatform Leefbaar en Kansrijk Groningen waarmee we het project het Nieuwe Noorden deden, en vooral aan al die mensen die mij hun verhaal wilden vertellen.

Biografie

Maaike Borst (1978) is verslaggever en columnist bij Dagblad van het Noorden. Vroeg zich lang af of ze wel een échte journalist was omdat het nieuws haar al schavende aan mooie zinnen regelmatig ontglipte. Totdat ze via adjunct Henk Blanken de verhalende journalistiek ontdekte. Dus dát was wat ze al die tijd aan het doen was. Er was een naam voor.

De laatste jaren werkt ze steeds vaker aan grote verhalen en projecten. Zo volgde ze Ben Feringa naar Stockholm en schreef over hem De Aanhouder (een narratief verhaal, met Henk Blanken ontleed in de Verhalengarage). Dook in geschiedenis van generaties in de Veenkoloniën voor het project Uit het Moeras. Beschreef al varende van Lemmer naar Delfzijl hoe de binnenvaart tegen zijn grenzen aanloopt in de longread Als de wal het schip keert.

Toelichting redactie

In de ziel geraakt is een prachtig perspectief op ons nationale probleem in Groningen versus hetzelfde probleem in Zweden: aardbevingen en de gevolgen daarvan door boringen in de grond. Een verhaal uit de regio, die dat overstijgt door de originele en verhalende aanpak. De vergelijking van de plekken Kiruna en ’t Zandt, met de kerk als middelpunt in de vertelling, geeft de lezer een andere kijk op hoe men kan omgaan met zo’n probleem. En vooral wat de ‘oplossingen’ van de macht zijn. Beide verhalen lopen prachtig door elkaar via persoonlijke verhalen, met hun problemen, twijfels, onmacht en gelatenheid. Je wordt echt ‘In de Ziel geraakt’ als lezer, met de verhalen van de bewoners en hún plek.

Door: Danusia Schenke

Meestervertellers

Jaarlijks brengen we de beste Vlaamse en Nederlandse verhalende journalistiek in beeld, tekst en geluid digitaal samen in Meestervertellers.