De Meestervertellers van 2015
Toen Eddy Merckx niet meer was
door Rik van Puymbroeck, Bahamontes
Het verhaal
Iemand herinnert zich nog de gewijde stilte die viel op 18 mei 1978. “Ik ben niet meer geschikt voor sport op topniveau”, sprak Eddy Merckx en dat was dan dat. Twee maanden na zijn laatste koers, acht maanden na z’n laatste zege. Dit is het verhaal van de laatste dagen van Eddy Merckx.
‘Droefenis’ is de vertaalde titel van een gedicht van Alfred de Musset en het begint zo.
Ik verloor mijn leven en mijn kracht.
En mijn vrienden en mijn lust;
Zelfs de fierheid is geblust.
Die mij zelfvoldoening bracht.
Deze zinnen lijken wat plomp in Bahamontes te staan, maar ze staan er niet zomaar. Op 19 mei 1978 publiceert Het Laatste Nieuws, in één kolom, een paar Vragen-van-en-aan-een-beroemd-man, bij het afscheid van Eddy Merckx. Al een jaar eerder gesteld aan Merckx, bij de ploegvoorstelling van Fiat (dat was in 1977), een lijstje vragen van de Franse auteur Marcel Proust.
- Voor welke menselijke fout heb je het meeste begrip? ‘Gulzigheid.’
- Welke kunstschilder bewonder je het meest? ‘Salvador Dali.’
- Wie had je willen zijn? ‘Zo ik Merckx niet was: Pele, Di Stefano of Cruijff.’
- De kleur van je voorkeur? ‘Geel en roze.’
- Dichters die je verkiest? ‘De romantiekers: Lamartine, Musset, Chenier.’
Zou Eddy Merckx ‘Droefenis’ van Alfred de Musset, één van zijn favoriete dichters dus, gelezen hebben? Geen idee, maar eigenlijk is het de poëtische versie van wat hij op de persconferentie heeft verteld. Een dag eerder was op de sportredacties een uitnodiging binnengevallen. “Heel erg stonden we er niet bij stil”, zegt Gaston Tuch, op dat moment wielerverslaggever bij Het Belang van Limburg. “Er was wel elke dag nieuws rond Merckx. We zouden gaan, maar we stelden ons vooraf geen vragen.” Eén journalist van Gazet van Antwerpen had dat wel gedaan, had wat gebeld en had die ochtend het nieuws al gebracht: ‘Eddy Merckx stopt met koersen.’
In het verslag van Tuch, een dag later onderaan in een niet eens zo groot blokje op pagina 22 van de sportpagina’s: ‘Ik heb verschillende geneesheren geraadpleegd. Zij stelden vast dat mijn rekuperatievermogen me niet meer zou toestaan nog een rittenkoers te rijden en gaven me de raad te stoppen. En aangezien mijn gezondheid me erg dierbaar is, volg ik hun advies in.’
Tuch, vandaag: “Voor veel wielerjournalisten was Eddy hun enige bestaansreden. Iemand als Lucien Berghmans (van Het Laatste Nieuws, rvp) had zijn hele carrière over niemand anders geschreven. ‘En nu?’, vroeg die zich af. Eigenlijk waren ze veel meer bezig met hoe het nu met hen zelf verder moest, in plaats van met Merckx.”
17 september 1977, Kluisbergen
In ‘MERCKX 525’, een boek dat in 2010 bij Uitgeverij Kannibaal verscheen, is het het allerlaatste lijntje op de erelijst van Eddy Merckx. De 525ste overwinning na 16 jaar koersen. De allerlaatste.
“Hier.” Guy Meurez aarzelt niet. We staan voor het huis van dokter Reyntjens, de straat in de Kluisbergense deelgemeente Ruien heet Grote Herreweg en hier laat hij René ‘Neetje’ Vande Wiele de nieuwe lijn trekken. Dat doet Neetje wel een keer of zestig per jaar, hij is de aankomstlijntrekker van Koninklijke Wielerclub De Scheldetrappers. Hij doet dat vlot. Neen, niet op 17 september 1977. Hij was er wel die dag. Maar hij herinnert zich er niet veel meer van. Guy Meurez, vandaag penningmeester, was er nog niet. Maar we stappen in de auto en rijden naar Guy’s voorganger Gilbert Vanmeerhaeghe en zijn Marie-Louise. Zij wonen boven op de Kluisberg, ze baatten vroeger camping Panorama uit en iedereen kent ze als paatje en maatje. Paatje en Maatje van de Camping.
“Er was miserie vooraf. Ze wilden, zoals zo vaak in criteriums, afspraken maken. Ik niet. Ik zei: ‘Niks van. Vandaag is het rechtdoor’”
Paatje wordt 85 dit jaar. Hij was slager, tussen 1953 en 1965 zelfs in de Congo in Thysville, dat vandaag Mbanza-Ngungu heet. Maar dat weten ze niet. Ze keerden er nooit meer terug overigens: “Ze hebben dat afgeraden, het zou te veel pijn doen.” Daar was geen koers, maar hier was het wel en als penningmeester trok Gilbert zich de kasboeken van de club aan. Scheldestrappers (met midden-s) staat op een sigarenkistje dat Maatje voor hem op tafel zet en daarin zitten zwart-wit foto’s. Veel veldrijders vooral, ze organiseerden op hun Kluisberg ooit twee keer het Belgisch Kampioenschap cyclo-cross (Liefhebbers & Beroepsrenners. Afzonderlijk – 2 omlopen. Ingang: 60 fr.) maar op één foto staat ook Eddy Merckx. Het moet een gele trui zijn, dat zie je aan de ‘HD’-letters en het opgekleefde etiket van Molteni. De man naast hem zou de beroemde Gentse professor Paul Ghysbrecht zijn. Het kan geen foto zijn van 17 september 1977 . Merckx reed dat jaar voor Fiat en hij won de Tour niet. Absoluut niet: in de rit naar l’Alpe d’Huez had hij op de Glandon definitief troonsafstand gedaan. In die blauwe Fiat-trui, de trui waarin hij naar Kluisbergen kwam. Maar Paatje heeft er geen foto van en ook niet zoveel herinneringen meer. De tijd doet soms wreed werk. Maatje schenkt ons een glas citronade in.
Ze hebben geen internet, maar ze hebben wel een dvd-speler en daarin duwt Guy Meurez een schijfje. Daniël Vangeersdaele had in 1977 een camera en maakte daarmee een 8 mm-filmpje. Dit is de enige kopie op dvd (‘Kleur met geluid: duur 22 min.) en Paatje gaat in zijn goede zetel zitten. Hij heeft dit zelf nog nooit gezien. “Daniël filmde de start”, zegt Guy Meurez. “Nadien begon hij langs het parcours te wandelen en hij was te laat terug voor de aankomst. Die staat er niet op.”
Stevige fanfaremuziek, prachtige bloemen en dan bevende letters: CRITERIUM – 17 SEPTEMBER 1977 – KLUISBERGEN. “Mijn vrouw denkt dat we Merckx 75.000 frank betaalden, maar ik denk dat het 50.000 was. Een stuk of twee-drie coureurs zijn gestart, maar hebben maar drie rondjes meegereden. Nadien vertrokken ze naar het criterium van Tienen dat diezelfde dag nog gereden. Ik denk André Dierickx. En Michel Pollentier.”
Dierickx en Pollentier zien we niet, maar al vlug wel Eddy Merckx. Hij draagt een witte trui met rolkraag en een wit gebreide vest erover. Aan zijn hand wandelt de kleine Axel. Ook Claudine is er. Ze zijn in het huis van dokter Reyntjens, waar de renners van de Fiat-ploeg zich mogen omkleden. Lucien Van Impe ook, nochtans geen ploegmaat. Marc Demeyer dan, Willy Teirlinck en Dirk Baert, Vic Van Schil, Frans Verbeeck: de hele generatie van de jaren ’70 is erbij in Kluisbergen. Er zijn al bloemen voor de start en dan begint het rondjes draaien. Eddy heeft rugnummer 2. Het peloton telt een renner of dertig en Daniël Vangeersdaele begint inderdaad over het parcours te wandelen. Links de Hazestraat in, over de spoorweg weer links in de Avelgemstraat, dan nog eens links de Kapellestraat in om zo weer op de Grote Herreweg te komen.
“2,2 kilometer was het parcours”, telt Guy Meurez mee uit, die samen met Paatje het hele dorp ziet. Speaker Georges Verhiest, die nu blind is. Voorzitter Cousaert. Dokter Reyntjens. “Dokter, tandarts én burgemeester toen. Een speciale man.”
“Al wie we zien, is dood”, zegt Gilbert. Snel lijken ze niet te rijden, al zeker niet omdat Daniël in de montage ook af en toe wat vertraging heeft gestopt. Heel Kluisbergen lijkt uitgelopen, vandaag een fusiegemeente van iets meer dan zesduizend inwoners. Maar dan, fantastisch, is Daniël toch rondgeraakt en we zien een BWB-official met de vingers het aantal nog af te leggen ronden tonen. Vijf. Drie. Twee. Drie. Drie. Twee. Chronologie? Montage, mijnheer en er gebeurt uiteindelijk wat iedereen hoopt en verwacht. Samen met Marc Demeyer ontsnapt Eddy Merckx. Ze rijden rap hoor, ziere, wie gaat dat winnen? Moest er geen muziek maar klank zijn, dan zouden we de hagen horen roepen: ‘Eddy. Eddy. Eddy.”
Eddy wint de spurt en steekt zijn rechterarm omhoog. Eddy Merckx wint de wedstrijd in Kluisbergen. Het is 17 september 1977 en, we herhalen het nog eens één keer, Eddy Merckx wint de wedstrijd voor beroepsrenners in Kluisbergen. Marc Demeyer is tweede. Frans Verbeeck derde.
“Het was de enige keer dat er een wedstrijd voor profs werd georganiseerd in Kluisbergen”, zegt Guy, terwijl we naar Jenny Snoeck rijden. “De club had voordien twee keer het Belgisch Kampioenschap cyclocross georganiseerd en er was nog wat geld in de kas. Toen kwamen er twee met dat idee van dat criterium.”
Jenny was die dag opgekleed. Dat was ze natuurlijk altijd. Maar die dag nog iets meer. “Ik was altijd een grote fan van Eddy Merckx”, zegt ze, in het appartement in Berchem, waar ze sinds 2001 woont. Jenny wordt 83 en is twee keer weduwe. Van 1953 tot 2001 (“48 jaar, elke dag van de week open”) stond ze achter de toog van haar café ‘In de Haan’. Ook die dag. Die ene dag in september 1977 toen Eddy Merckx er was. Daarnet, bij Paatje, had Guy haar plots getoond. “Kijk, Jenny.” Jenny kwam in beeld gewandeld of, eigenlijk beter, Jenny kwam in beeld gestraald. Nog voor de start van de koers. Ze kwam in beeld omdat ze naast Eddy Merckx ging staan. Hij keek even, zij straalde nog meer en iemand maakte een foto. Jenny Snoeck naast Eddy.
“Mijn man bestelde die dag in het Oud Gemeentehuis, waar de inschrijvingen waren. De pintjes waren daar een beetje goedkoper, dat moest een ronde prijs zijn. En ik stond in mijn café. Maar ik was altijd al fan van Eddy. Waarom? Goh jongens, hij had zoveel courage. Als ik kon, keek ik altijd. In het café hingen posters. Ook van andere, natuurlijk, in het café moest dat. Foto’s uit Sport ’70 en zo. Maar toen Eddy aan de overkant van de straat stond, ben ik er met een vriendin naartoe gelopen. Moeilijk, er stond zoveel volk. We moesten een beetje steken. Mijn buurvrouw Bea stond klaar om een foto te maken. Eddy, ge moogt ne keer schoon lachen nu. Hij was heel kalm.”
De foto van Bea lukte, al keek Eddy misschien niet echt in de lens. En was de foto misschien niet helemaal scherp. Jongens toch, wie klaagt daarover? De foto werd uitvergroot, ingekaderd en kwam aan de muur van ‘In de Haan’. En toen het café sloot, was dat de enige souvenir die Jenny meenam naar haar appartement. Als je binnenkomt is dat het eerste wat je ziet. Jenny bij Eddy. Eddy bij Jenny.
Eddy keek misschien niet echt in de lens. En de foto was misschien niet helemaal scherp. Jongens toch, wie klaagt daarover? Toen café In de Haan sloot, was dat het enige souvenir dat Jenny meenam naar haar appartement.
Onvermijdelijk begint Monza door je hoofd te zingen: ‘Iedereen vraagt naar Jenny / Iedereen wil weten waar ze is / Ieder leven gaat voorbij / Dat van haar en dat van mij, voorbij.’
“Ooit was ik met Jozef van de apotheker al naar Harelbeke geweest toen de Tour daar eens passeerde. ’s Namiddags was er ploegentijdrit. Ah ja zulle, natuurlijk ging ik mee naar Harelbeke. Maar na die dag in Kluisbergen heb ik Eddy nooit meer gezien. Neen. Dat niet. Toen ze in 1998 de Eddy Merckx-fietsroute openden in Kluisbergen, was de afspraak dat ik bloemen zou mogen geven aan Eddy. Ongelukkiglijk moest ik die dag naar de kliniek in Gent.” 46 kilometer is die route, ze vertrekt aan de kerk van Ruien waar een kunstenaar een beeld van Merckx kapte.
Je kan niet zeggen dat het Criterium van Kluisbergen een grote koers was. Een afscheid door de grote poort. Laatste bloemen op een podium van de wereld. Zo vlak bij de Oude Kwaremont, in de schaduw van de koeltoren van de nu gesloten elektriciteitscentrale van Ruien, het panorama dat je vanop de Paterberg ziet. In deze regio had Eddy Merckx wielergeschiedenis geschreven met de Ronde van Vlaanderen van 1969 en van 1975, maar dit was een criterium. Eigenlijk anoniem en zonder het filmpje van Daniël was er geen beeld meer over. Ongetwijfeld wel in albums van mensen van toen in Kluisbergen. De vellen gescheiden door glaspapier, de kleuren misschien al wat verschenen, veel nog in zwart-wit. Er is de foto van Jenny. Nog wat herinneringen van Paatje. En ergens een doos. “Daarin zit het kasboek van 1977.”
Iedereen in Kluisbergen is thuis en dus is ook Franske Plateau dat. Op een vergadering van De Scheldetrappers had Gilbert Vanmeerhaeghe die oude boeken mee voor Guy, maar Guy was er niet. Franske wel en die nam de doos in ontvangst. We laden ze in en rijden ermee naar Guy’s huis.
Ingaand Faktuurboek. Je moet niet diep graaien om het juiste verleden te vinden en al snel stoten we op 1977. Op 9 september wordt 226.000 frank gestort aan de BWB voor ‘kontrakten criterium.’ Drie dagen later 1888 frank voor zelfklevers aan Publimous. Op 17 september: ‘Verkoop kaarten 137.960 frank.’ Tweehonderd frank, vandaag vijf euro, betaalde iedereen die die dag Eddy Merckx’ allerlaatste overwinning zag. In een classeur vind je de aandoenlijke reçus uit de jaren ’70. Redelijk officieel uitziende stencils waarop je bijvoorbeeld ziet dat Camping Panorama aan de Scheldetrappers ‘schuldig is voor publiciteit ter gelegenheid van de wielerwedstrijd kriterium 1977’ de som van 1.180 frank. Een rekeningetje van slager Gaston Vande Walle: ‘Gehakt. 480 frank.’ Voor op de pistolets van de seingevers. Op nog een andere fiche: Jenny Snoeck sponsorde voor 2.360 frank. Er zitten bierkaartjes met afrekeningen. Afgescheurde hoeken van papieren tafellakens, in 1977 allemaal geldig als officieel document voor de afrekeningen.
Er zit nog iets in de doos. Het is een lijst met 28 namen en de allereerste is die van Eddy Merckx. Cees Bal staat erop, maar die is met pen doorstreept. Net als Serge Van Daele en Lieven Malfait. Herman Van der Slagmolen en Albert Van Linden zijn er met stylo aan toegevoegd. Dit is de officiële deelnemerslijst van de allerlaatste wedstrijd die Merckx ooit won. Het staat erboven: 17.9.1977 – Ruien. En achter al die namen de startpremies. 38 jaar later zal dat wel allemaal geregeld zijn en dus mogen we citeren. Eddy Merckx krijgt 50.000 frank, net als Lucien Van Impe, een jaar eerder Tourwinnaar. Nadien zakken de prijzen pijlsnel. Voor Marc Demeyer is er 20.000, waarvan (dat had het kasboek getoond) hij op voorhand al 15.000 had gekregen. Frans Verbeeck krijgt 17.000, Walter Planckaert 15.000, zijn broer Willy 5.000. De vandaag betreurde Vic Van Schil rijdt die dag rondjes voor 2.000 frank. Van André Dierickx en Michel Pollentier is geen spoor.
Nog even naar de film van Daniël Vangeersdaele. Die is geëindigd in het huis van dokter Reyntjens, waar Merckx in een typische zwaar bemeubelde en donkere jaren ’70-huiskamer handjes schudt met iedereen. Het gaat er gemoedelijk aan toe. Hij gedraagt zich niet als vedette, Claudine is de vriendelijke echtgenote. En al die mensen glunderen. Zo dicht mogen komen bij Eddy Merckx.
19 maart 1978, Kemzeke
Er volgt een lastige winter. Fiat haakt af en Eddy Merckx is geen sponsormagneet meer. Een hele ploeg tekent nochtans persoonlijk bij Eddy Merckx en daar zijn grote namen bij: Lucien Van Impe, Joseph Bruyère, Walter Planckaert. Pas in eind januari 1978 brengt C&A de verlossing. “Eigenlijk was het een ploeg om u tegen te zeggen”, zegt René Dillen, Antwerpenaar, 27 in 1978 en tot dan al vijf jaar prof in dienst van Lucien Van Impe. “Maar het was moeilijk geweest voor Eddy om het rond te krijgen. Hij had ons zijn woord gegeven en we tekenden allemaal bij hem. Hij was zeker wat later in vorm.”
Gaston Tuch, wielerverslaggever bij Het Belang van Limburg: “Van Qatar en Oman was nog geen sprake, de Ronde van de Middellandse Zee was één van de eerste afspraken. Aan de start van de eerste rit wisten we niet of Eddy zou meerijden. Maar plots, tot onze stomme verbazing, stond hij er. Twee uur voor de start van de rit. Maar hij wist nog altijd niet of hij zou vertrekken. Twee uur voor de start hé! Uiteindelijk deed hij dat niet. Ploegleider Rudi Altig kwam zeggen dat Merckx last had van een keelontsteking.”
“Na Kemzeke nog een afscheidskoers? Nooit van mijn leven! Dat is alsof je de hoofdact in het circus bent en je je voor een laatste keer nog eens goed wilt laten bekijken”
Drie dagen eerder heeft hij wel een wedstrijd in Aix-en-Provence gereden, zijn eerste in C&A-shirt. Een dag later nog een, in en rond dezelfde stad. Merckx rijdt Seillans-Draguignan en wordt vijfde. Voor de Omloop Het Volk geeft hij ziek forfait. Op 11 maart 1978 staat hij in Wilsele aan de start voor de Grote Prijs Frans Verbeeck. En dan wordt het 19 maart 1978.
37 jaar later tonen we Jérôme D’Hooghe de foto van de aankomst van de ‘Omloop van het Waasland’, editie 1978. Jérôme is 92 en waar hij nu woont, woonde hij toen ook: in de Hoekstraat, rechtover de burgemeester. En tussen het huis van de burgemeester en dat van Jérôme was de aankomststreep getrokken. Op die foto café ‘De Linde’, maar die is weg. Nu is er residentie Jef Van Durme, genoemd naar een toondichter die op de andere hoek een borstbeeld kreeg. Aan Eddy Merckx herinnert niks. Geen borstbeeld, geen foto, geen tegeltje. Op de aankomstfoto zie je hem twaalfde eindigen. Net na José De Cauwer. “Dat Merckx meereed, was eigenlijk al een slecht teken”, zegt De Cauwer vandaag. “Misschien was het wel zijn enige deelname aan de Omloop van het Waasland. Die werd altijd op de zondag na Milaan-Sanremo gereden. Daar had Eddy moeten zijn. Niet in Kemzeke.”
“Op 5 kilometer van de streep viel ik aan. Ik keek achter me. Wie sleurde aan de kop van de achtervolgende groep? Eddy. Zo was hij: zelfs als hij slecht was, wilde hij nog tot het uiterste gaan om niemand te laten dénken dat hij slecht was” – René Dillen
Maar Eddy was niet klaar voor de Via Roma en dus kwam hij die negentiende maart 1978 aan in de Hoekstraat. Hij had rugnummer 4, toont Danny De Maere. De zoon van oprichter Eddy De Maere, Danny organiseert vandaag de koers van zijn vader. “Eigenlijk was dit eerst een liefhebberskoers, georganiseerd door Dancing Ponderosa. Maar na een paar jaar kwamen er profs en grote ploegen als Bic, Peugeot en Mercier. En pas op: het is vaak gebeurd dat de winnaar van Milaan-Sanremo op zondag in het Waasland startte. Roger De Vlaeminck en Jan Raas hebben dat allebei gedaan.”
Die dag was Eddy Merckx er, aan het hoofd van de C&A-ploeg. Toch gek dat hij nummer 4 had. Etienne De Beule startte met nummer 1. “Ik weet niet eens of ik die koers uitgereden heb”, zegt De Beule, die in augustus ’76 prof was geworden bij Molteni en ook bij Fiat in zijn ploeg reed. “Maar in ’78 zagen we allemaal dat het einde in zicht was. Alleen wist ik niet dat Kemzeke zijn laatste koers zou zijn. Niemand van de ploeg wist dat.”
Danny De Maere zegt dat hij het wel wist. “Ik was in die periode af en toe mee met Boston als verzorger en een week voor de Omloop van het Waasland heeft iemand me dat gezegd: Eddy zou zijn laatste koers daar rijden.”
101.500 frank was het budget voor startpremies. Voor Merckx was er, toont de deelnemerslijst, 30.000 frank. Nummer 165 was bij Raleigh José De Cauwer. Bij Mini-Flat startte Frans Van Looy met nummer 28. Niet op de deelnemerslijst maar wel aan de start stond Walter Planckaert. Als ploegmaat van Eddy dus, voor 200 kilometer met start in Sint-Niklaas, georganiseerd door Nering door Sport Kemzeke, Weekblad Het Vrije Waasland en met de medewerking van De Zwaantjesvrienden Sint-Niklaas.
“Eddy was heel vroeg in de wedstrijd alleen weg”, herinnert Planckaert zich. “Het moest zijn ultieme test zijn, denk ik.” In Het Belang van Limburg van 20 maart is er sprake van een vlucht met vier waar Merckx bij betrokken is na 50 kilometer. Samen met hem zijn Frans Van Vlierberghe, Geert Malfait en André Verbraecken mee. ‘Aan km 70 kwam alles echter weer samen’, staat in de krant.
René Dillen: “Ik herinner me die koers toevallig nog héél goed. Er werden waaiers getrokken en Eddy werd eruit gereden. Dat was niet normaal. Merckx is toch Merckx, dat kon niet. Dus ik liet me uitzakken en bracht hem terug mee naar voor. Je zag dat hij aan het afzien was tegen de sterren op, maar daar stond ik niet bij stil: iedereen kon eens een slechte dag hebben. Uiteindelijk raakten we met een groepje weg, waarbij we met drie van C&A zaten: Planckaert, Eddy en ik. En op vijf kilometer van de streep viel ik aan. Al snel had ik dertig seconden en toen keek ik achter me. Wie zat aan de kop van de achtervolgende groep te sleuren? Eddy.”
Godverdomme. Tot vandaag denkt Dillen niet dat Merckx het hem niet gunde, zeker niet. “Maar zo was Eddy: zelfs als hij slecht was, wilde hij nog tot het uiterste gaan om niemand te laten dénken dat hij slecht was. Ik heb alleen wel eens gevloekt dat ik hem eerder in die wedstrijd gaan terughalen was. Had ik dat niet gedaan…”
‘Frans Van Looy klopt Walter Planckaert in incidentrijke spurt’, is de titel boven het wedstrijdverslagje, veel meer dan die spurt herinnert Planckaert zich niet meer van die koers. Als hij en Van Looy allebei dreigen gediskwalificeerd te worden, stelt Planckaert voor om Van Looy maar als winnaar uit te roepen. Hij wordt tweede. René Dillen wordt vierde. Elfde is José De Cauwer die, toont de foto, net voor Eddy Merckx over de finish rijdt.
Het is zonder meer een historische foto. Hij toont de allerlaatste meters van Eddy Merckx als wielrenner. Alleen weet op dat moment niemand dat. Niet de fotograaf, niet José De Cauwer, niet Jérôme D’Hooghe. Eddy Merckx zelf ? Het verhaal zegt dat hij in de auto naar huis vertelt dat het gedaan is. Dat dit zijn laatste koers was. Toen was Eddy Merckx niet meer.
“Wij hebben dat niet geweten”, zegt René Dillen. “Ik denk dat ik het een week later hoorde.”
Etienne De Beule: “Ik wist het ook niet maar ik vond het wel spijtig. Hij was nog geen 33. Maar als je bedenkt hoe hij jaren, winter en zomer, koerste om overal te winnen en dat overal ook deed. In 2011 heeft Philippe Gilbert zo één jaar gehad. Eddy heeft dat jaren na elkaar gekund.”
Walter Planckaert wint in datzelfde jaar de Tourrit met aankomst in Brussel. “Daar kwam een groot feest van. Ik weet nog dat Eddy en de C&A-directie ons meteen een premie gaven: iedereen mocht bij de C&A een kostuum halen ter waarde van 2.500 frank.” Joseph Bruyère wint Luik-Bastenaken-Luik, draagt heel lang de gele trui in de Tour en wordt vierde in Parijs. C&A wordt na Raleigh tweede in de ploegentijdrit. “Eddy moet die dag in Kemzeke gevoeld hebben dat het niet meer kon”, denkt Planckaert. “Het was zijn ultieme test en die was slecht uitgevallen. Hij zal dat snel voor zichzelf beslist hebben, zonder tralala.”
30 november 1978, Brussel
Een gewijde stilte: zo begon dit verhaal. Over die persconferentie in het Internationaal Perscentrum in Brussel. Daar kondigde Eddy Merckx aan dat het voorbij was. Zonder meer. Zonder afscheidskoers. Zonder grote bladzijden in de krant. De foto is wel bekend en één van die foto’s werd gemaakt door Rik Van Cauwelaert. Later politiek journalist en hoofdredacteur van Knack, maar in die periode als freelance fotograaf aan de slag voor god en klein pierke. “Merckx kondigde zijn afscheid aan, maar tegelijk verdween hij niet”, herinnert Van Cauwelaert zich. “In het beeld van de wielerliefhebbers kan hij nooit weg gaan.” In de krant van 19 mei 1978 schrijft Gaston Tuch: ‘Eddy gaat niet als een uitgeblust man; momenteel moet hij natuurlijk wel met zichzelf in het reine komen. ‘Komen en gaan’ is rap gezegd, maar door de betrokkene niet rap verwerkt.
Op de afscheidsreceptie in het Brusselse Hyatt Regency Hotel kreeg elke C&A-renner een lederen portefeuille. “Eerst dacht ik: wat moeten we daar nu mee?” herinnert Walter Planckaert zich. “Tot ik ze opende. Er zat 20.000 frank in”
‘Claudine en Eddy Merckx en de wielerploeg C&A ronden op feestelijke wijze Eddy’s wielerloopbaan en de vlotte samenwerking met de C&A-ploeg af.’ Het zijn plechtige zinnen die René Dillen en alle andere ploegmaats in het najaar van ’78 te lezen krijgen op een uitnodigingskaart die in de brievenbus valt. Ze zijn welkom in het Brusselse Hyatt Regency Hotel op 30 november 1978. ‘Van 17 tot 20 u’, lees je. “Iedere renner kreeg die avond een lederen portefeuille”, herinnert Walter Planckaert zich. “Eerst dacht ik: wat moeten we daar nu mee. Tot ik ze opende. Er zat 20.000 frank in.”
“De pentekening die we die avond allemaal kregen, is ingekaderd”, zegt Etienne De Beule. “Er werden er 400 van gedrukt, Eddy handtekende ze voor iedereen, ik heb nummer 178. Dat doe ik nooit weg.”
In het bureau van Walter Planckaert hangt, in een kader, een C&A-trui met Eddy’s handtekening. “Hij schreef: ‘Voor mijn goede vriend, Walter.’ Dat doe ik nooit weg.”
En René Dillen? “Ik heb nog een paar truien van C&A. We hadden niks tekort dat jaar. Alles was piekfijn. We kregen alles tot de laatste frank betaald, ook het prijzengeld werd eerlijk verdeeld. Eddy stond daar op. Ik denk dat ik vijf Eddy Merckx-fietsen ter beschikking had. Maar daar heb ik er geen meer van. Wel nog een trui van C&A.”
Hij doet die nooit weg.
Nog één raadsel blijft over. Er bestaan een paar foto’s van Eddy Merckx in zijn laatste koers en plots valt een detail op. In ‘Merckx 525′ zie je Eddy z’n fiets tegen een muurtje zetten. Het doek is gevallen. Een oudere vrouw komt naar hem toegestapt, maar de 92-jarige Jérôme herkent haar niet. Zou nochtans een buurvrouw moeten zijn. Onder z’n worstenhelm heeft Merckx een petje, klepje vooraan. Dat is vreemd, want op een foto van tijdens de koers zit dat klepje achteraan. Gek dat hij dat na afloop zou omgedraaid hebben, onder wie worstenhelm.
De oplossing zit in het foto-archief van Het Laatste Nieuws. Daarin zit de originele muur-foto en we draaien hem om. ‘Wilsele 1978’ lezen we. Wat al een paar doorging als de foto waarop Merckx zijn fiets een laatste keer tegen de muur zet, is dat dus niet. Het muurtje stond in Wilsele. Nadien zou Eddy nog één keer koersen. 200 kilometer in Kemzeke.
Met grote dank aan Guy Meurez.
Toelichting maker
Al 37 jaar is Eddy Merckx geen renner meer, maar elk jaar komen er nieuwe foto’s aan de oppervlakte, verschijnen er interviews, verhalen en boeken met en over de renner. Het jaar waarin Merckx 70 werd, was daar natuurlijk geen uitzondering op. De Bahamontes die we maakten om die verjaardag te herdenken, zou het best verkochte nummer worden. Maar dat wisten we niet toen we eraan begonnen.
We wisten enkel dát we een nummer zouden ophangen aan die verjaardag. En ook dat Merckx daarin zelf niét aan het woord zou komen. Verder wilden we verhalen over hem en met mensen die hem hadden gekend, die met hem gewerkt hadden.
In de dagen voor de eerste brainstorm kwam het nieuws dat Sven Nys (toch een beetje de Eddy Merckx van het veldrijden) begin 2016 zou stoppen. En dat dat gevierd zou worden met een avond in het Antwerpse Sportpaleis. Daar kunnen 20.000 mensen binnen. De tickets ervoor waren zo snel uitverkocht, dat er snel een tweede avond werd gepland. Voor nog eens 20.000 mensen.
En hoe zat dat dan met Merckx? In de herinnering was zijn afscheid in 1978 plots gekomen. Ergens in mei werd een persconferentie georganiseerd, Merckx las een briefje voor dat hij zou stoppen met koersen en dat was dan dat. Oh ja: plots werd dus duidelijk dat hij op 19 maart 1978 zijn laatste koers had gereden. Ergens in de buurt van Sint-Niklaas. Maar die dag was niemand zich bewust geweest van dat afscheid. Zelfs Merckx niet. Hij was twaalfde geworden. Winnen was niet meer gelukt in 1978. En wanneer was dat dan voor het laatst gelukt? De statistieken wezen naar een wedstrijd in september 1977. Een na-Tourcriterium in Kluisbergen. Daar had Eddy Merckx zijn 525ste overwinning behaald. Zijn laatste. Maar ook dat wist toen niemand.
Dat was intrigerend. Konden we teruggaan naar die allerlaatste koers? En konden we teruggaan naar die allerlaatste overwinning. En konden we zo een beeld krijgen van hoe die laatste maanden van de Grootste Wielrenner Aller Tijden waren geweest? En wat het over de tijd van toen en nu zegde dat er géén afscheid in het Sportpaleis was geweest. Zelfs geen afscheidskoers. Gewoon een laatste toevallige zege en een laatste toevallige koers.
Ik belde met de schepen van sport van Kluisbergen, een jongeman, vermoedelijk nog niet geboren toen Eddy Merckx er in 1977 zijn laatste koers had gewonnen. Maar hij gaf me het nummer van Guy Meurez, vandaag drijvende kracht achter Wielerclub De Scheldetrappers, de club die toen die wedstrijd organiseerde. Soms moet je als journalist gewoon geluk hebben en Guy Meurez was mijn geluk. Want hij kende iedereen. De doden die toen de club leidden, de ouderen die er nog net herinneringen aan hadden en de jongeren die vandaag die herinneringen in leven trachten te houden.
Guy Meurez bracht me naar zijn voorganger Gilbert Vanmeerhaeghe en in zijn huis vol koloniale herinneringen keken we samen naar het enige exemplaar van een dvd waarop ooit iemand een 8 mm-filmpje van die historische dag in Kluisbergen had gekopieerd. Nadien reden we naar Jenny Snoeck, nu bejaarde ex-cafébazin die die dag op een foto met Merckx had geposeerd. En even later kregen we een doos met het hele archief van De Scheldetrappers in handen. Al snel kwamen op 1977: de startlijst met daarop zelfs het bedrag dat Merckx had gekregen, de afrekeningen van de slager, hoeveel Jenny Snoeck gesponsord had.
Toen al kon het verhaal niet meer stuk. En dan reden we naar Kemzeke, bij Sint-Niklaas, om te kijken naar de plek waar Eddy Merckx voor de allerlaatste keer over de finish was gereden. Op die plek woonde toen en nu Jérôme De Hooghe. Hij had alles gezien en kon veel vertellen. Op het einde van de dag had ik al een verhaal, gecombineerd met oude krantenartikels van toen, foto’s én telefoongesprekken met ex-ploegmaats van Merckx ontstond ‘Toen Eddy Merckx niet meer was’.
Van die ‘laatste koers’ bestonden een paar foto’s. Eén van het moment waarop Merckx over de aankomst reed. En één van het moment waarop hij z’n fiets voor de laatste keer tegen de muur zette. Dat moest dus bij het huis van Jérôme De Hooghe zijn. De man die er altijd had gewoond en die er iedereen kende. Nu en toen. Maar de oudere vrouw die met Merckx op die laatste foto stond, kende hij niet. Dat was vreemd.
En toen viel één detail me op. Op de finishfoto had Merckx een petje op met het klepje achteraan. Maar op die foto waarop hij z’n fiets tegen de muur zette was dat klepje plots vooraan te zien. Hoe gek was dat? Want op dat petje zag je op beide foto’s nog die zwarte worstenhelm. Waarom zou Merckx na de finish die helm afgezet hebben, dat petje omgedraaid hebben en dan die helm weer opgezet hebben? Dat klopte niet. De foto die al jaren doorging als een getuige van de laatste keer dat Eddy Merckx z’n fiets tegen de muur zette, kon dus onmogelijk historisch zijn.
Het foto-archief van Het Laatste Nieuws bracht opheldering. Want in het mapje ‘1978’ zat die foto. En wat las ik achteraan? ‘Wilsele’, de naam van een dorpje bij Leuven. De zogenaamd ‘laatste’ foto van renner Merckx was dus gemaakt bij z’n voorlaatste koers. Waarin hij overigens had opgegeven. Nadien zou hij dus nog één keer rijden: die 19de maart 1978 in Kemzeke.
Een detail. Maar wel een verhaal.
Biografie
Rik Van Puymbroeck (1967, Gent) studeerde in 1989 af met een diploma Toegepaste Communicatiewetenschappen. Hij begon als sportjournalist bij Het Belang van Limburg en coverde gedurende zes jaar het wielrennen, het waren de epo-tijden, hij zag Miguel Indurain, Bjarne Riis en Jan Ullrich de Tour winnen. Van Puymbroeck werd in 1998 algemeen reporter voor die krant en bleef dat tot begin 2011. Hij schreef vooral weekendverhalen en interviews, in Limburg, België en veel buitenlanden. Hij stapte in 2011 over naar de redactie van De Morgen en schrijft vooral voor Zeno, de weekendbijlage bij de krant. Interviews en reportages over de meest uiteenlopende onderwerpen. Fotografie is een grote liefde. En af en toen wielrennen nog. Sinds 2012 schrijft hij mee aan het wielertijdschrift Bahamontes.
Toelichting redactie
‘Toen Eddy Merckx niet meer was’ is een verhaal dat nog niet verteld was over één van de grootste sporters aller tijden: wielrenner Eddy Merckx, bijgenaamd ‘de kannibaal’. Schrijver Rik van Puymbroeck focust met een telelens op de laatste maanden van Merckx, de korte periode tussen zijn laatste zege in Kluisbergen en zijn laatste koers in Kemzeke. Eén van de eerste personages in het verhaal is een aankomstlijntrekker. Dat is ook een journalistiek statement: de geschiedenis wordt niet verteld door historici en kenners, maar door levende getuigen aan wie de journalistiek doorgaans voorbij gaat. Het is ook met hun ‘kleine’ verhaal dat Rik van Puymbroeck het verhaal van Merckx borstelt. Maar evengoed lezen we hier verzen van Alfred Musset en de vragenlijst van Proust. Alles krijgt zijn plaats in een minutieuze, doordachte compositie. Het einde van Merckx liet de wielerwereld en een land verweesd achter. In tal van details roept de schrijver de voorafgaande periode in geuren en kleuren weer op. Dit verhaal is meer dan een Merckx-portret, het is ook een tijdsbeeld. New journalism in de traditie van sportschrijvers als David Remnick (The New Yorker) en Simon Kuper (The Guardian).