De Meestervertellers van 2022
Van wie komen de briefjes dat het homostel moet ‘oprotten’ en anders een ‘kogel’ zal krijgen?
door Menno Sedee
Een mannenkoppel krijgt dreigbrieven door de brievenbus. De speurtocht naar de dader legt maatschappelijke spanningen bloot in een gentrificerende Amsterdamse volkswijk.
Het verhaal
De eerste dreigbrief herkennen ze niet direct. Het is februari 2021. R. en A. zijn net met vrienden naar de markt geweest om inkopen te doen voor een etentje bij hun thuis. Bij terugkomst in hun portiek steekt A. routinematig het sleuteltje in de brievenbus.
Het is een A4’tje, netjes twee keer dubbelgevouwen. Hij vouwt het open en ziet een korte tekst. Het zijn maar een paar korte regels, met steeds een witregel ertussen. De schrijver heeft alleen maar hoofdletters gebruikt.
A. besteedt er weinig aandacht aan, wil het bijna weggooien. Het lijkt op een zelfgeprinte flyer van een schoonmaker die klanten zoekt, of zo.
Ze begrijpen er bovendien weinig van. A. komt uit Polen, R. uit Indonesië, hun Nederlands is niet perfect. Dus weten zij veel wat „rot op” betekent, of „teering homo,s ”, of „kogel”.
Slofjes
Als de pandemie begint hebben R. en A. (allebei 34) net een appartement gekocht in Landlust, een buurt in de Amsterdamse wijk Bos en Lommer. De eerste weken vinden ze het nog wel romantisch: op 67 vierkante meter samen werken, lunchen, sporten, slapen.
A. werkt bij een grote farmaceut. Hij is breed, wit, heeft zijn hoofd kaalgeschoren, beweegt rustig en kijkt vriendelijk uit z’n ogen. R., met halflange zwarte haren en donkere huidskleur, werkt op het hoofdkantoor van een groot modebedrijf. Hij praat wat emotioneler, en strooit met cynische grappen. Thuis dragen ze hoodies, korte joggingbroeken en slofjes. Hun appartement is brandschoon.
Ze ontmoetten elkaar in 2017 in Manchester, tijdens het stappen. A. woonde daar, R. was er voor een weekend. Na een paar drankjes stonden ze met elkaar te dansen, maar R. speelde hard to get. Als je meer wil, zei hij, zul je naar Amsterdam moeten komen. De volgende dag had A. zijn vlucht geboekt.
In december 2019, drie maanden voor de eerste lockdown, kochten ze het appartement in het midden van de Egidiusstraat in Bos en Lommer voor zo’n half miljoen euro.
Het is een straat zoals er zoveel zijn. Aan weerszijden staan bakstenen portiekflats uit de jaren vijftig, vier verdiepingen hoog. Brede stoepen, veel geparkeerde auto’s. De grote bomen ertussen dragen in de zomer veel blad. Op de hoek zit een koffiezaak.
A. kwam in 2012 naar Nederland. Hij groeide op in Indonesië, waar homo-zijn een zonde is, of een ziekte, of allebei. Hij woonde in de Verenigde Staten, Hongarije en Tsjechië, waar hij veel verhalen hoorde over potenrammers. A. groeide op in Polen en woonde zes jaar in het Verenigd Koninkrijk. In Polen is hij één keer uitgescholden voor homo, in de bus, door een jongetje. Verder maakte hij nooit wat mee.
Patroon
Lees maar niet, zegt hun Nederlandse vriend als hij het A4’tje leest. Hij is rood aangelopen, schaamt zich. Hij wil het A4’tje weggooien. Maar als R. hoort wat er staat, belt hij meteen de politie. Binnen een half uur komen ze langs.
Anderhalve week later is er ruimte op het bureau om aangifte te doen. Bedreigers vormen vaak geen échte bedreiging, stelt de politie hen gerust. Ze intimideren, maar confronteren bijna nooit.
De politie belooft drie keer per dag een kijkje te komen nemen in de straat en hun telefoonnummer en adres aan een alarmsysteem te koppelen: bellen ze de volgende keer 112, dan komt de politie direct.
Toch is dat niet wat R. en A. willen horen. Ze willen dat de dader gepakt wordt. Ze beginnen, terugkijkend, te vermoeden dat de brief past in een patroon. Ze herinneren zich ineens andere vreemde voorvallen die het afgelopen half jaar plaatsvonden rond hun deur. Dat begon in augustus 2020, toen hun slimme deurslot ineens was geblokkeerd. Dat gebeurt eigenlijk alleen als je ermee sjoemelt. Een inbreker?
Ze vervingen het slimme slot door een standaardslot. Op een avond niet veel later, ze waren hooguit een uurtje van huis geweest, merkten ze dat hun sleutel niet meer helemaal paste. Het lukte hen de sleutel er weer uit te trekken, maar er kwam ook lijm mee. Wie doet dat nou, dachten ze. Was het kattenkwaad?
Een maand later, ze waren weer net even weggeweest, stak er een spijker in het slot. Regelmatig ging ’s nachts de deurbel. Om twee uur, om drie uur, om vijf uur. Eén keer, op een winterse avond, werd er aangebeld tijdens een spelletjesavond met vrienden. A. keek snel uit het raam, maar zag niemand. R. stommelde naar beneden. Merkwaardig: het sneeuwde, maar hij zag geen voetsporen. R. en A. willen na de dreigbrief een camerasysteem. Ze bespreken het in de vereniging van eigenaren (VvE) waar hun appartement onderdeel van uitmaakt. Maar Stadgenoot, de woningbouwcorporatie die de grootste stem heeft, zegt direct nee. Een camera zou „te veel vervelende neveneffecten” hebben voor de buren.
De ‘kogel’ waar in de brief mee gedreigd wordt, voelt voor R. en A. als een reëel gevaar als in april 2021 in hun straat een man in zijn auto wordt overvallen met een vuurwapen. De overvallers gaan ervandoor met de auto.
Tweede brief
De tweede brief herkennen ze direct. Het is dan mei 2021. Ze zien het opgevouwen A4’tje in hun brievenbus liggen, de hoofdletters schijnen door het papier.
Even later staan twee agenten voor hun deur. Samen openen ze de brief. De zinnen lijken op die in de eerste:
OP ROTTEN VIEZE HOMO’S
WIJ MOETEN TUIG NIET ZO ALS JULLIE HIER
ALS HULLIE NIET OP ROTTEN
KRIJGEN JULLIE EEN KOGEL DOOR JULLIE KOP
ONTHOU DAT GOED
Op het politiebureau die avond komt een van de agenten naar hen toe. Hij geeft hun een zakje waar ze een volgende keer de brief in kunnen doen, zodat dna of vingerafdrukken van de bedreiger behouden blijven. Maar ze willen helemaal niet op de volgende brief wachten.
Missie
A. had eerst niet door dat hij het deed: een blik op de brievenbus, een blik op de auto’s in de straat. Naar de overkant, opnieuw om zich heen kijken. Elke keer als hij de deur uitging, speurde hij de omgeving af op mogelijk gevaar.
Bij de eerste brief had R. gedacht: bluf. Bij de tweede besefte hij: íémand heeft dit getypt, geprint en naar ons toe gebracht. Iemand heeft een duidelijke missie. Iemand wil ons hier niet.
Wat weten ze over de dader? Op straat tonen ze geen affectie voor elkaar, zeggen ze, „uit respect voor de mensen op straat en de buren”. Oftewel: de dader kent hen, als koppel. De dader weet waar ze wonen – op de eerste verdieping, op dit nummer – en weet ook wanneer ze even de deur uit zijn.
Nieuwe stedelingen
Toen Bos en Lommer in de jaren vijftig werd gebouwd, was het een aantrekkelijke arbeiderswijk, met veel groen, speelplaatsen en scholen. Later trokken de mensen met geld, vaak witte Nederlanders, weg. De westelijke Kolenkitbuurt was de slechtste van de veertig ‘Vogelaarwijken’ waar minister Ella Vogelaar extra aandacht aan wilde geven. R. en A. wonen ten oosten ervan, in de buurt Landlust.
Bij de eerste brief dacht R.: bluf. Bij de tweede besefte hij: íémand heeft dit getypt. Iemand wil ons hier niet
Inmiddels vestigen zich veel ‘nieuwe stedelingen’ in Bos en Lommer, schreef het Amsterdamse statistiekbureau in 2017: mensen die elders in Nederland of een ander westers land zijn opgegroeid. Een direct gevolg van de toename van het aantal koopwoningen en afname van corporatiehuur.
Hoewel de laatste jaren miljoenen zijn gepompt in de wijk, is de weg naar de misdaad nog steeds kort. Relatief veel criminele jongeren die vallen onder de ‘Top600-aanpak’ van de gemeente Amsterdam komen uit de buurt.
„Ik ben nooit fan geweest van de buurt”, vertelt het bovenbuurmeisje van R. en A. via Zoom. Het is half oktober 2021. „Er hangt een kille sfeer.” Ze heet Joy, is 22 jaar en studeert journalistiek. Ze woont al van jongs af aan in het huis, met haar moeder. Joy heeft een knalgele trui aan, lange nagels en een kettinkje. Homovriendelijk is de wijk niet, vindt Joy. „Als je op straat loopt, dan krijg je als man gauw ‘homo’ naar je hoofd geslingerd. Iemand is hier laatst van de fiets geduwd en mishandeld omdat-ie homo is.”
In de zomer van 2021 kwam Bos en Lommer in het nieuws vanwege een brand in een studentenflat. Er waren regenboogvlaggen in de fik gestoken. Kamers brandden uit, bewoners raakten gewond. Als reactie deelde het stadsdeel gratis regenboogvlaggen uit. Veel bewoners hingen die bij het raam. Een paar weken later ging een steen door zo’n raam.
Wie achter de brand zit, is nog steeds niet duidelijk. „Maar tegenover die flat zit een moskee”, zegt een buurtbewoner in haar knusse huurwoning aan het einde van de Egidiusstraat. „En één plus één is nog altijd twee.”
Maar: religie lijkt juist níét een motief voor antihomogeweld. Dat blijkt althans uit een van de weinige onderzoeken die er zijn gedaan naar daders van antihomogeweld, door de Universiteit van Amsterdam in 2009. Het is eerder de straatcultuur, volgens de onderzoekers: indruk willen maken op je vriendjes, je positie in de groep opeisen. Een cultuur die met name sterk is onder Marokkaans-Nederlandse jongens, die oververtegenwoordigd zijn onder daders van antihomogeweld.
Maar dreigbrieven? Maak je daarmee indruk op je vriendjes? En schrijven Marokkaans-Nederlandse jongens ‘hullie’?
Koffiezaak
„Gaan we hier een regenboogvlag hangen?”, vraagt Cees (54) zich hardop af aan zijn eettafel. „Nee, omdat het niet veilig voelt, zeker niet op de begane grond.” Hij woont met zijn man een paar deuren verder dan R. en A.
Cees, zijn haar is met gel in een grijze kuif geboetseerd, woont nu 21 jaar in Bos en Lommer, zes jaar in de Egidiusstraat. Van de dreigbrieven hoorden ze in een digitale VvE-vergadering. Ze schrokken, omdat ze zich altijd „betrekkelijk veilig” hadden gevoeld. Ze namen direct contact op met R. en A. om te laten weten dat ze niet het enige homokoppel in de straat zijn.
Wie doet dit? Cees heeft geen idee. „Het is te makkelijk om naar buiten te kijken, een groepje jongens aan de overkant te zien staan en te denken: dat zijn zij vast.”
Het is te makkelijk om naar buiten te kijken, een groepje jongens aan de overkant te zien staan en te denken: dat zijn zij vast
Cees buurtbewoner
Hij bedoelt de groepjes jongens die zich vaak op de hoek verzamelen: daar zit Elmo’s, een koffiezaak die vlak voor corona opende en een populaire ontmoetingsplek werd voor Marokkaans-Nederlandse jongens uit de hele stad. De stoep staat er regelmatig vol scooters of zelfs auto’s.
„Levert het ons geld op?”, zegt de grootste jongen voor de deur van Elmo’s als de journalist een vraag wil stellen. Of ze uit de buurt komen. „Gelukkig niet. Klotebuurt. Voor wat is het? NRC? Nazidagblad. Ik geloof niks wat er op het nieuws komt.”
„Je moet er niet te veel achter zoeken”, zegt een man die tegenover Elmo’s woont. Hij hangt uit zijn open raam op de eerste etage, zijn buik tegen het hekje geduwd. Hij wordt de ‘vader’ van de straat genoemd, woont er al tientallen jaren, kent veel van de jongens op straat, was er zelf ooit ook eentje. Over de brieven heeft hij niet eerder gehoord. „Het zijn kwajongensstreken, denk ik. Ik zie genoeg homo’s arm in arm voor Elmo’s langslopen. Niemand die ze aanspreekt.”
De derde en vierde brief
In september 2021 gaat woningbouwvereniging Stadgenoot toch akkoord met een CCTV-camera, mits alleen de politie de beelden kan bekijken. De onderbuurman klaagde nog wel, maar de wijkagent stelde hem gerust: de camera zou alleen op de brievenbus gericht zijn. De derde brief komt met de post. A. vertrouwt het meteen niet. De politie is er binnen tien minuten. Met zwarte, plastic handschoenen.
Dit keer staan er geen hoofdletters in de brief. Ook geen punten. Of een kantlijn.
he viezerik
denk maar niet dat we jullie vergeten zijn
we waren met andere zaken bezig
maar de proep heb besloten dat jullie de kogel niet waard zijn
we wachten jullie op en nemen jullie mee
naar een heheim plek en gaan jullie mishandelen
en er voor zorgen dat zullie je eigen strot open snijden
groet hullie modernaar
„Hij was iets creatiever dit keer”, vertelt A. later droogjes aan de telefoon. „Of zij.”
Maar: de tijdelijke camera is niet goed zichtbaar vanaf de straat. Wéét de dader dat er nu een camera hangt? Een paar dagen later weten ze het zeker.
he viezerikken
denk maar niet dat jullie van ons af zijn krijgen zullen we jullie
en daar houd die camera niet tegen
we hebben de kans gegeven op te rotten naar je eigen land
waar ze liever een kogel door je kop schieten nu doen wij het wel voor ze
je hoort hier niet thuis mannen die me kaar in de reet neuken moeten we hier niet
groet je vijand
De politie neemt R. en A. direct mee naar het bureau. „Het wordt intenser”, appt A.
De recherche wordt op de zaak gezet. De gemeente komt op bezoek, net als Stadgenoot, en het VvE-bestuur. Ze krijgen een telefoontje van iemand hoog bij de politie die vraagt hoe het met ze gaat. Elke twee dagen belt een psycholoog van Slachtofferhulp.
Als op een dag een ambulance in de straat staat, komt een buurman – „heel hetero, met een grote baard, een soort viking”, zegt A. – naar hun huis gerend om te vragen of ze oké zijn. Hij is bang dat de ambulance er voor hen staat.
Weken achter elkaar slaapt A. niet meer dan drie of vier uur per nacht. De mannen werken nu al 21 maanden thuis, waar ze steeds minder graag zijn. De psycholoog adviseert hen langere tijd op vakantie te gaan. Ze gaan vier weken naar Portugal.
Tweedeling
Passen de brieven in de reeks antihomo-incidenten in de buurt? Of had de dader een ander motief? Spanningen in Bos en Lommer komen namelijk ook uit andere hoek.
Amsterdammers zeiden in 2020 tegen de Amsterdamse Rekenkamer dat ze zich zorgen maken om de sociale cohesie in de stad. Nieuwe buurtgenoten met een relatief hoog inkomen zouden minder binding hebben met de buurt. Dat leidt volgens Amsterdammers tot een toenemende sociaal-economische tweedeling, en spanningen tussen nieuwe en oude bewoners.
De 277 woningen in de Egidiusstraat staan er al zo’n zeventig jaar, maar alleen in de afgelopen zeven jaar werden ze twee keer zo duur. Woningbouwcorporaties verkopen zo’n duizend sociale huurwoningen per jaar in Amsterdam. Twee per jaar in de Egidiusstraat. Een daarvan ging naar R. en A.
„Stadgenoot verkoopt sociale huurwoningen, zonder plan voor hoe de nieuwe buren samengaan met de mensen die hier al dertig jaar wonen”, zegt Julien McHardy, voorzitter van de VvE, op het terras van Elmo’s. Hij is bang dat de huurders en kopers van elkaar verwijderd raken.
Hij heeft trouwens wel een vermoeden wie de brieven heeft gestuurd, maar wil niet zeggen wie. „Die persoon vormt geen bedreiging.”
Onderbuurman
Je mag wel binnenkomen, zegt de onderbuurman. Met stok schuifelt hij naar de tafel in de keuken, en zijgt neer.
Het is december. De woning is uitbundig versierd voor Kerst. Aan elke deur hangen gouden slingers, in de hoek staat een lichtgevend kerstmannetje. Heeft de thuiszorg gedaan, zegt Willem (53). „Ik word er niet blij van.” Hij wil niet met zijn achternaam in de krant.
Willem verhuisde bijna dertig jaar geleden naar dit huis, „direct van moeders huis”. Ze hebben hem geprobeerd uit z’n huis te krijgen, Stadgenoot. „Met een zogenaamd babbeltje: u heeft zo’n groot huis, en u woont hier alleen. Wilt u niet verhuizen?” Nee, hij gaat hier niet weg. „Alleen tussen zes planken.”
Vanwege zijn herseninfarcten is hij slecht te verstaan. De eerste kreeg hij toen de Renault-garage in Amsterdam-Zuid waar hij werkte failliet was gegaan. Daarna hebben ambulancemedewerkers hem nog meermaals van de grond moeten rapen. Nu hangt er een alarmsysteem om zijn nek. Buiten komt hij bijna niet meer. „Dan zit je in de tram en raak je weer bewusteloos. Hier thuis voel ik me veiliger.”
Vroeger woonde boven hem een ouder echtpaar, waar hij goed contact mee had. Toen de man overleed, verzorgde Willem elke dag het been van de vrouw; het andere was geamputeerd.
Nu wonen R. en A. boven hem. Maar met hen heeft hij „helemaal geen goed contact”. Hij schiet ineens uit z’n slof. „Daar wil ik het niet over hebben!”
Hij vindt de buurt niet meer fijn, zegt hij. „Vroeger kon je een bakkie koffie drinken met de buren. Nu wonen er allemaal rare personen, hoe noem je dat, niet van Nederlandse afkomst. Ze kennen geeneens Nederlands. Ze weten niet eens wat goedemorgen is. Af en toe krijg ik het idee: ik woon niet in Nederland, ik woon in het buitenland. Het is gewoon asocialer geworden. Veel overlast.”
Overlast? Van de buren? „Gigantisch. Dag en nacht. Daar is een lamp naar beneden gekomen.” Hij wijst naar de woonkamer. „Het plafond moest hersteld worden.” In de slaapkamer viel ook een lamp op de grond, zegt hij. Maar nu wil hij er echt geen woord meer over kwijt.
Accent
Met de buren bóven hen hebben R. en A. prima contact, zeggen ze. Met de benedenbuurman is communicatie uitdagend. R. woont nu tien jaar in Nederland, maar verstaat Willems Amsterdamse accent niet.
In sitcoms zien ze buren elkaar om suiker vragen, en dan denken ze altijd: wie doet dat nou? Maar tot hun verbazing gebeurt dat hier ook. De bovenbuurvrouw klopte eens om negen uur ’s avonds aan voor knoflook. Ze hebben een groepschat met hun bovenburen omdat ze de buitendeur delen.
De onderbuurman heeft zijn eigen voordeur. Bij hem zijn ze langsgegaan om te vertellen dat als hij na vijf uur ’s middags een hard kabaal hoort, ze waarschijnlijk aan het fitnessen zijn. Dat vond hij prima. Maar als A. de stofzuiger aanzet, hoort hij iemand beneden hard op het plafond tikken.
Middagjournaal
„Vraag maar wat je vragen wil”, zegt Carrie (59) met een zwaar Amsterdams accent nadat ze op haar zwartleren bank is geploft. Het middagjournaal staat op. Na vraag één – wat vindt u van de buurt – steekt ze van wal: „Om je eerlijk de waarheid te zeggen: het veryupt een beetje. Vroeger konden ouderen nog naar beneden verhuizen als daar een woning vrijkwam. Maar voor een benedenhuisje kan ik in mijn buurt niet meer terecht. Die worden allemaal verkocht.”
Carrie woont al haar hele leven in de buurt. Ze draait shag, een kettinkje met een gouden vis bungelt over haar Winnie de Poeh-trui. „Als je vroeger ergens kwam wonen dan stelde je je voor aan de buren. Maar dat is ook allemaal niet meer tegenwoordig.”
Tom Terhorst (32), leidinggevende bij een autoleasemaatschappij, heeft zeven jaar geleden een sociale huurwoning aan het begin van de straat gekocht. „Er zijn heel duidelijk twee typen bewoners”, zegt hij. „De socialehuurbewoners en de kopers. De kopers zijn eigenlijk allemaal van hetzelfde type: individualistisch. Die consumeren ook niet zo veel in de buurt.” Ja, daar hoort hij zelf ook bij. „Ik heb weinig contact met de buren.” Daar heeft hij ook „weinig behoefte aan”. Hij heeft wel een appgroep met de VvE.
Ook R. en A. hebben zo’n appgroep. Die ontstond nadat ze de eerste dreigbrief hadden gekregen. De kopers weten daardoor exact wat er bij de mannen aan de hand is. De huurders niet.
De letter T
Begin april 2022. Onderbuurman Willem laat op zijn telefoon een foto zien van zijn bezoek aan BuurtzorgT. Ze helpen bij zijn psychische klachten. Op de foto staan grote houten blokken in de vorm van de letter T. Op elke T staat een van de problemen van Willem: financiële zorgen, gezondheidsproblemen, eenzaamheid.
De enige mensen die Willem nog ziet zijn van de zorg. „En jou dan.” Hij werd 54 in februari, „maar daar heb ik weinig van gemerkt”.
In de hoek van de knalgeel geschilderde kamer staat zijn computer aan. Op de website van de gemeente Amsterdam volgt hij via live webcams verschillende bouwwerkzaamheden, op dit moment de ondergrondse fietsenstalling voor het centraal station.
Of hij van de brieven heeft gehoord die zijn bovenburen vorig jaar ontvingen? Hij fronst z’n wenkbrauwen diep. „Wat bedoel je?”
Brieven, waarin stond dat ze weg moesten. „O. Nou, ik heb weleens gehoord dat daarom die camera er ook hangt. Ik had het idee dat ik in de gaten gehouden werd. Maar de wijkagent zei dat die op de brievenbus is gericht.”
Heeft hij enig idee wie die brieven kan hebben gestuurd? „Nee, totaal niet. De buren zijn het niet. Nou ja, dat kan je nooit met zekerheid zeggen. Maar buren zijn het niet.” Zijn er mensen in de buurt met wie ze ruzie hebben? „Niet dat ik weet.”
Heeft hij ze gestuurd? „Nee! Zeker weten van niet.” Degene die het wel gedaan heeft „moeten ze in de kelder opsluiten”, zegt hij.
Hij heeft bovendien niks tegen homo’s, zegt hij. De vraag hoe hij weet dat de brieven aan zijn bovenburen melding maken van hun geaardheid, maakt hem boos.
Willem heeft trouwens besloten, zegt hij, zich niet meer druk te maken om zijn bovenburen.
Vroeger konden ouderen nog naar beneden verhuizen als daar een woning vrijkwam. Maar voor een benedenhuisje kan ik in mijn buurt niet meer terecht
Carrie buurtbewoner
On hold
Het politieonderzoek is klaar. Of beter: het staat „on hold”, zegt een woordvoerder in maart. Het dna-onderzoek heeft geen match opgeleverd. En op de camerabeelden was niets te zien. Ze verdenken niemand R. en A. zien er moe uit. Werk. Maar goed nieuws: ze mogen deze week, na twee jaar thuiswerken, weer naar kantoor. En R. heeft promotie gekregen.
Ze zitten op hun okergele hoekbank, in hun hoodies, korte joggingbroeken en slofjes. Ze zijn de laatste maanden niet veel thuis geweest. Ze hebben een huis gekocht in Porto, niet om in te wonen, maar voor Airbnb. Als ze weg zijn verblijft een vriend in hun huis. Er hangt inmiddels ook een camera ín het appartement.
Het is vijf maanden geleden dat er voor het laatst een brief kwam. De dreiging voelen ze nog wel, maar sluimerend. Ze waarschuwen elkaar nog als ze alleen de deur uitgaan.
De brieven hebben de buurt dichter bij elkaar gebracht, vinden ze. De groepschat. De lieve bezorgdheid van die viking. „En we doen nu drankjes met de buurman van schuin beneden.”
Ze begrijpen de zorgen van de huurders in hun straat wel. Maar, zegt A.: „Ik vind het fantastisch wat er met de buurt gebeurt. Het wordt schoner, er komen betere restaurants en cafés. Er lopen jongere mensen rond. Er is een fancy broodzaak geopend. Twee zelfs. En de wasserette hierachter, is nu een galerie!”
De regenboogvlag die ze met Pride hadden opgehangen hebben ze weggehaald, hij blokkeerde de zon te veel. Toen R. laatst met zijn broer hand in hand langs Elmo’s liep riepen jongens op het terras: „Wij willen ook jullie hand vasthouden!”
De vrede is teruggekeerd, alles is terug naar normaal, bezweert A. Hij is helemaal tot rust gekomen.
Echt? Stofzuigen doen ze niet meer na 20.00 uur. Na die tijd zijn ze „superstil”. Vrienden vragen ze zachtjes te lopen. De meeste vrienden doen dat al automatisch.
„De brieven zullen altijd in ons achterhoofd blijven zitten”, zegt hij. „Het zit nu in ons dna.”
Toelichting maker
Een gemeenteraadslid van Amsterdam wees mij in 2021 op drie gevallen van antihomogeweld in korte tijd. Ik ging langs bij alle slachtoffers, maar de verhalen waren zo anders dat het moeilijk bleek ze in één artikel te gieten. Uiteindelijk koos ik ervoor om het verhaal van A. en R. uit te werken, twee expats die dreigbrieven in hun brievenbus kregen, omdat ik een andere vorm van antihomogeweld wilde laten zien dan die waar je vaker over hoort, namelijk het groepje jongens dat iemand in elkaar slaat op straat. Deze meer sluimerende vorm bleek op z’n minst even intens, omdat de twee mannen zich continu bekeken en onveilig voelden in hun eigen huis, en daardoor geen moment rust hadden.
In de brieven schreef iemand dat ‘vieze homo’s’ niet thuishoren in hun wijk, en als ze niet gauw ‘oprotten’ ze een ‘kogel’ door hun hoofd zouden krijgen. De wijk, Bos en Lommer, had al langer last van antihomo-gedrag door groepjes jongens in de wijk. Zij waren dan ook de eerste verdachten van buurtbewoners. Maar sturen hangjongeren uitgetypte dreigbriefjes?
Zo werd het een whodunnit, een zoektocht naar de dader, die een jaar heeft geduurd. Omdat na mijn eerste gesprek met de jongens nieuwe brieven kwamen en we intensief contact hielden, kon ik het verhaal van dichtbij volgen. Eens in de zoveel tijd ging ik langs de voordeuren in de buurt. Ik kon zo ‘live’ de impact van de brieven op de jongens en buurtbewoners zien. En ook hoe een andere verdachte in beeld kwam. Daardoor veranderde ook de insteek van het verhaal, als een camera die flink uitzoomt, naar gentrificatie in de buurt.
Het verhaal liet zich structureren als een whodunnit, als een zoektocht naar de dader. Dat is een duidelijke spanningsboog. Ik wilde de lezer dezelfde ervaring geven als ik had gehad, en dus spelen met verwachting, met halverwege een twist. Het was verder een uitdaging om de informatie over de wijk logisch en geleidelijk af te wisselen met de ‘actiemomenten’, de brieven.
Wie uiteindelijk de brieven heeft gestuurd is nooit 100 procent vastgesteld. De politie wilde ook niet meewerken. Het was tijdens het schrijven dan ook een balanceeroefening om niet mensen meer verdacht te maken dan ze zijn, maar wel het verhaal te kunnen vertellen over wat dreigbrieven én gentrificatie met mensen doen. Daarom wil ik ook meelezer Pieter van Os noemen, die me geruststelde dat die balans goed zit. En hem bedanken voor de schrijftips (geen ‘zwakke’ werkwoorden gebruiken!) en zijn niet-aflatende enthousiasme.
Biografie
Menno Sedee (1992) is freelance journalist voor met name NRC, Vrij Nederland, en Winq, en eindredacteur bij de weekendredactie van NRC. Hij schrijft verhalen over identiteit en emancipatie, specifiek over gender, geslacht, seks en seksualiteit. In 2022 maakte hij zijn eerste podcast over ‘woonschaamte’.
Toelichting redactie
Ruim twintig buurtbewoners interviewde NRC-journalist Menno Sedee. Want van wie komen de dreigbriefjes aan een homostel in Amsterdam, waarin staat dat ze moeten ‘oprotten’ en anders een ‘kogel’ krijgen? Wat zou kunnen uitmonden in een particulier verhaal, wordt in Sedees aangrijpende longread een meeslepende zoektocht die onverwachtse thema’s bij elkaar brengt. De auteur geeft niet alleen inzicht in homohaat anno 2023 en de gevolgen daarvan, maar toont ook de gentrificatie van de hoofdstad en wat die voor inwoners uit verschillende klassen betekent. Sedee toont zich een Meesterverteller door de wijze waarop hij het lot van zijn twee hoofdpersonages verweeft met de zoektocht naar de dader, en de zoektocht naar de staat van het Amsterdam van vandaag de dag. En dat alles bijzonder prettig opgeschreven.
Door Maarten van Gestel (jurylid Lezen)