Er is niet één moment aan te wijzen waarop dit project ontstond. Voor de een begon het met een idee om ‘iets’ te doen met familiegeschiedenissen na het lezen van ‘Leon en Juliëtte’ van Annejet van der Zijl. Bij de ander sluimerde al langer de behoefte om ‘iets’ te doen met de doorwerking van het koloniaal verleden op het heden.
Uiteindelijk ontstond, al pratende tijdens een lockdown-wandeling, in het najaar van 2020 dit plan. Nederlanders zijn zich afgelopen jaren immers geleidelijk bewuster geworden van de donkere kanten van het koloniale verleden. Maar hoewel deze schaduwzijde van de geschiedenis steeds meer aan het licht komt, zijn de verhalen voor velen vaak nog abstract, iets van lang geleden en ver weg.
Om die reden wilden we de impact van deze koloniale geschiedenis inzichtelijk maken. Aan de hand van familiegeschiedenissen of kleine geschiedenissen hoopten we een reeks persoonlijke en levendig geschreven verhalen te kunnen maken waaruit blijkt hoe dit weinig besproken deel van ons verleden doorwerkt binnen families, en nog altijd een impact heeft op onze hedendaagse samenleving. Zoals persoonlijke verhalen over de holocaust of het doorwerken ervan bij nazaten voor meer begrip en inzicht kunnen zorgen, hoopten we onze lezers ook meer inzicht te kunnen geven in de belevingswereld van Nederlanders met een (Afro-)Surinaamse en Caribische achtergrond.
De hoofdpersonen hadden zich bij ons gemeld omdat ze vooral veel vragen hadden. Ze wilden onder meer weten hoe hun voorouders hadden geleefd, hoe trauma’s worden doorgegeven en of er sprake kon zijn van liefde tussen een tot slaafgemaakte vrouw en een plantage-eigenaar. Het was een intensief, maar bijzonder proces. Geregeld haalde Ank de Vogel-Muntslag informatie boven water waarvan de geïnterviewden geen weet hadden. Dat leidde soms tot teleurstellingen, maar ook tot vreugde: zo wist Ernestine niet dat ze van een tot slaafgemaakte vrouw afstamde, ze was heel trots om haar naam te horen. Datzelfde geldt voor Jeanine, die zich dankzij de nieuwe informatie een betere voorstelling kon maken van het alledaagse leven van haar voormoeders. En ook Gisèle was er stil van toen ze zwart op wit zag staan hoe haar voormoeders en hun kinderen het zonder de vaders moesten stellen en hoe deze vrouwen doorverkocht werden van de een naar de andere slavenhouder.
Bij het schrijven van de stukken hebben we geprobeerd de lezer mee te nemen in het zoekproces: we zijn telkens begonnen met het introduceren van de hoofdpersoon, en hebben geprobeerd deze zo levendig mogelijk te beschrijven. Idealiter doorliep de lezer samen met de hoofdpersoon de zoektocht, via gevonden archiefstukken, historische passages en reconstructies en gesprekken met experts of familieleden.
Uit reacties van lezers merkten we dat veel mensen met de hoofdpersonen meeleefden, zelfs mensen die naar eigen zeggen al veel dachten te weten over de geschiedenis van Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders. Wat vooral bleek: dat al die kennis op een meer emotioneel-universele manier voelbaar was geworden dankzij de openheid van de hoofdpersonen. En daarvoor zijn we hen heel dankbaar, mooier kan je het als maker niet wensen.